ECLI:NL:CBB:2024:779
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 voor vierde kwartaal 2020
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 november 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken, met zaaknummer 23/535. De onderneming had een subsidieaanvraag ingediend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De aanvraag werd afgewezen omdat deze buiten de geldende aanvraagperiode was ingediend. De minister had de aanvraag op 8 augustus 2022 als een pro-forma-aanvraag aangemerkt en deze afgewezen. Het bezwaar van de onderneming werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 16 december 2022. De onderneming stelde beroep in, waarbij zij aanvoerde dat zij in de veronderstelling verkeerde dat een aanvraag niet mogelijk was en dat de minister in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde door alleen lopende zaken te herbeoordelen.
Tijdens de zitting op 19 september 2024 werd het standpunt van de onderneming toegelicht door haar gemachtigden. De minister verdedigde zijn standpunt dat de aanvraag buiten de aanvraagperiode was ingediend en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. Het College oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend. De minister had geen grond om af te wijken van de regels van de TVL, en de gevolgen van de keuze van de onderneming om geen tijdige aanvraag in te dienen kwamen voor haar eigen rekening. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.