ECLI:NL:CBB:2024:734
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 op € 0,- door de minister van Economische Zaken
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken. De minister had op 1 november 2022 de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021, op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL), vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 8.926,90 teruggevorderd. De onderneming heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 22 maart 2023 ongegrond verklaard.
Het College heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een oordeel te komen. De minister had de subsidie op € 0,- vastgesteld omdat uit de gegevens van de Belastingdienst bleek dat de onderneming niet voldeed aan de eis van ten minste 20% omzetverlies. De minister baseerde zich op een omzet van € 174.920,- in de subsidieperiode, terwijl de onderneming stelde dat de omzet € 54.304,- bedroeg, zoals blijkt uit de jaarrekening en facturen.
Het College heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de minister de aangifte omzetbelasting van de ondernemer moet gebruiken voor het bepalen van de omzet en het omzetverlies. Dit is een bewuste keuze van de regelgever om de uitvoerbaarheid van de TVL te waarborgen en administratieve lasten te beperken. Het College concludeert dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet zoals deze blijkt uit de aangifte omzetbelasting en dat het beroep van de onderneming ongegrond is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.