In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 juli 2023, zaaknummer 22/1147, is de aanvraag van een ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021 afgewezen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat de ondernemer niet voldeed aan het vereiste van ten minste 20% omzetverlies. De ondernemer had in zijn aanvraag een omzet van € 16.773,- opgegeven voor het eerste kwartaal van 2020, terwijl de minister op basis van gegevens van de Belastingdienst uitging van een omzet van € 13.288,-. De ondernemer stelde dat de minister ten onrechte voorbijging aan zijn werkelijke omzet, maar het College oordeelde dat de minister terecht de omzetgegevens van de Belastingdienst had gehanteerd.
De ondernemer had zijn omzet in de referentieperiode niet correct aangetoond volgens de regels van de TVL. Het College benadrukte dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag moest uitgaan van de aangiften omzetbelasting, en dat het aan de ondernemer was om een suppletieaangifte te doen als hij meende dat zijn aangifte onjuist was. Het College concludeerde dat de minister geen aanleiding had om af te wijken van de omzetgegevens van de Belastingdienst en dat de beroepsgrond van de ondernemer niet slaagde. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.