ECLI:NL:CBB:2024:659

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
22/709
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake wijziging inschrijving bestuur Stichting in handelsregister

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Kamer van Koophandel (KvK) inzake de wijziging van het bestuur van een Stichting. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. O.J. Hennis, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de KvK van 11 maart 2022, waarin het bezwaar van derde partijen tegen een eerdere wijziging van inschrijving gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De KvK had op 16 november 2021 de wijziging van het bestuur van de Stichting ingeschreven, maar dit werd later door de KvK herzien vanwege twijfels over de juistheid van de opgave.

De rechtbank Amsterdam had eerder in een civiele procedure geoordeeld dat de derde partijen geen bestuurders van de Stichting zijn. Ondanks deze uitspraak, stelden de appellanten dat hun belang bij de uitspraak van het College lag in de vergoeding van proceskosten en griffierecht. Het College oordeelde echter dat de mogelijkheid om vergoeding van deze kosten als procesbelang ontoereikend is, omdat een bestuursorgaan ook tot vergoeding kan worden veroordeeld zonder dat het beroep gegrond wordt verklaard.

Daarom verklaarde het College het beroep niet-ontvankelijk, maar besloot wel dat de KvK het betaalde griffierecht van € 365,- aan de appellanten moest vergoeden en veroordeelde de KvK tot betaling van de proceskosten van de appellanten tot een bedrag van € 875,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/709

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats 1]

[naam 2], te [woonplaats 1]
[naam 3], te [woonplaats 1]
[naam 4], te [woonplaats 1]
[naam 5], te [woonplaats 1]
[naam 6], te [woonplaats 2]
[naam 7], te [woonplaats 2]
[naam 8], te [woonplaats 3]
[naam 9], te [woonplaats 1] (Stichting)
(appellanten)
(gemachtigde: mr. O.J. Hennis)
en

Kamer van Koophandel (KvK)

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende)
met als derde partijen
[naam 10], te [woonplaats 1]
[naam 11], te [woonplaats 1]

Procesverloop

Met het besluit van 16 november 2021 (besluit wijziging inschrijving) heeft de KvK de opgave van [naam 2] tot wijziging van het bestuur van de Stichting ingeschreven in het handelsregister.
Met het besluit van 11 maart 2022 (bestreden besluit) heeft de KvK het bezwaar van de derde partijen tegen het besluit wijziging inschrijving gedeeltelijk gegrond verklaard en het handelsregister dienovereenkomstig aangepast.
Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De KvK heeft een verweerschrift ingediend.
De derde partijen hebben een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
Appellanten en de KvK hebben nadere stukken ingediend.
Geen van de partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord. Het College heeft vervolgens bepaald dat een zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Op 15 november 2021 heeft [naam 2] aan de KvK, voor zover relevant, de opgave gedaan tot uittreding van de derde partijen als bestuurders, de toetreding van [naam 3] als penningmeester en [naam 4] als tweede penningmeester alsook de functiewijzigingen van [naam 1] in voorzitter en [naam 2] in secretaris. Met het besluit wijziging inschrijving heeft de KvK deze opgave in het handelsregister ingeschreven.
2 Met het bestreden besluit heeft de KvK het bezwaar van de derde partijen tegen het besluit wijziging inschrijving gedeeltelijk gegrond verklaard en de inschrijving van de bovengenoemde opgave in het handelsregister op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Handelsregisterbesluit 2008 ongedaan gemaakt vanwege gerede twijfel over de juistheid van de opgave.
3 De rechtbank Amsterdam (rechtbank) heeft in een civiele procedure bij tussenvonnis van 22 februari 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:935) onder andere geoordeeld over de vraag welke bestuurders het bestuur van de Stichting vormen en in dat verband voor recht verklaard dat de derde partijen geen bestuurders van de Stichting zijn.
4 Op 23 februari 2023 heeft [naam 2] naar aanleiding van het tussenvonnis opnieuw aan de KvK een opgave gedaan die gelijkluidend is aan de onder 1 genoemde opgave. Met een besluit van 27 februari 2023 heeft de KvK deze opgave in het handelsregister ingeschreven.
5 Appellanten hebben aan het College meegedeeld dat de rechtbank in de hiervoor genoemde civiele procedure op 6 september 2023 einduitspraak heeft gedaan, waarbij conform het tussenvonnis wordt herhaald dat de derde partijen geen bestuurders zijn, en dat er geen hoger beroep is ingesteld. Op de vraag van het College welk belang appellanten dan nog hebben bij een uitspraak op het beroep hebben zij meegedeeld dat hun belang is gelegen in de veroordeling van de KvK in de proceskosten in verband met de behandeling van het beroep en tot vergoeding van het betaalde griffierecht.
6 Volgens de rechtspraak van het College (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:378, onder 2.3) heeft een appellant procesbelang als het resultaat dat met het beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt. Dit resultaat moet voor de appellant een feitelijke en niet alleen een hypothetische betekenis hebben. Een formeel of principieel belang alleen is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
7 Uit de rechtspraak van het College (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 juli 2022, ECLI:NL:CBB:2022:415, onder 3.1) volgt dat de mogelijkheid om vergoeding van proceskosten en griffierecht te verkrijgen als procesbelang ontoereikend is, omdat een bestuursorgaan ook tot vergoeding van die kosten kan worden veroordeeld zonder de gegrondverklaring van het beroep. Het College zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
8 De KvK is met het besluit van 27 februari 2023 tegemoetgekomen aan het verzoek van appellanten om de door hen gedane opgave tot wijziging van het bestuur van de Stichting in het handelsregister in te schrijven. Het College ziet hierin aanleiding te bepalen dat het door appellanten betaalde griffierecht van € 365,- aan hen wordt vergoed en om de KvK te veroordelen in de proceskosten van appellanten in beroep. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de KvK op het betaalde griffierecht van € 365,- aan appellanten te vergoeden;
- veroordeelt de KvK in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H. van den Heuvel en mr. P. Fortuin, in aanwezigheid van mr. H. Caglayankaya, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. H. Caglayankaya