ECLI:NL:CBB:2024:613
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschriften inzake subsidie vaste lasten COVID-19
Op 3 september 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 22/2088 en 22/2089, waarbij het verzet van [naam 1] B.V. tegen een eerdere uitspraak ongegrond werd verklaard. De onderneming had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 22 augustus 2023, waarin de bezwaren tegen besluiten van de minister van 5 september 2022 niet-ontvankelijk waren verklaard. De minister had de bezwaarschriften van de onderneming, die betrekking hadden op besluiten van 18 februari 2021 en 30 juni 2021, afgewezen omdat deze niet tijdig waren ingediend en de termijnoverschrijdingen niet verschoonbaar waren.
De onderneming voerde aan dat de medewerker [naam 3] na ontvangst van het besluit van 18 februari 2021 contact had gehad met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en dat er onduidelijkheid was over de registratie bij de Kamer van Koophandel. Tevens werd gesteld dat [naam 3] in juni 2021 een herseninfarct had gehad, wat de termijnoverschrijding zou verklaren. Het College oordeelde echter dat de bezwaarschriften pas op 16 juni 2022 waren ingediend, wat te laat was, en dat de termijnoverschrijdingen niet verschoonbaar waren.
De uitspraak van 22 augustus 2023 werd bevestigd, en het College concludeerde dat de bezwaarschriften niet zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd waren ingediend. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters T.G.M. Simons, M. Schoneveld en D. Brugman, met E.A. van der Meel als griffier.