ECLI:NL:CBB:2024:602

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
23/1217
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling subsidie TVL en omzetverlies door ondernemer met meerdere activiteiten

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ondernemer en de minister van Economische Zaken. De ondernemer, die onder hetzelfde Kamer van Koophandel-nummer twee btw-nummers heeft voor een aannemingsbedrijf en een cafébedrijf, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister om de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 vast te stellen op € 0,-. De minister had ook het betaalde voorschot van € 3.488,40 teruggevorderd, omdat de ondernemer niet voldeed aan de eis van ten minste 30% omzetverlies.

De ondernemer betoogde dat de minister ten onrechte de omzetcijfers van beide activiteiten had meegenomen in de berekening van het omzetverlies, aangezien alleen voor het café subsidie was aangevraagd. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister de aangifte omzetbelasting mocht gebruiken voor het bepalen van de omzet, omdat de ondernemer over zijn gehele omzet omzetbelasting betaalt. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van het College, waarin is vastgesteld dat de regelgever bewust heeft gekozen voor deze aanpak om de uitvoerbaarheid van de TVL te waarborgen en administratieve lasten te beperken.

Het College heeft geconcludeerd dat de minister terecht is uitgegaan van de totale omzet, inclusief die van het aannemingsbedrijf, en heeft het beroep van de ondernemer ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1217
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 3 september 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] (ondernemer)

(gemachtigde: N. van Buren)
en

de minister van Economische Zaken

Procesverloop

Met het besluit van 6 juli 2022 heeft de minister de op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) aan de ondernemer verleende subsidie voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 3.488,40 teruggevorderd.
Met het besluit van 29 december 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Beoordeling

Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van het beroepschrift en de andere stukken in het dossier over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
De minister heeft de subsidie vastgesteld op € 0,-, omdat uit de gegevens van de Belastingdienst is gebleken dat de ondernemer niet voldoet aan het vereiste dat zij ten minste 30% omzetverlies heeft geleden.
3. De ondernemer voert aan dat de minister niet de juiste omzetcijfers heeft gehanteerd. De ondernemer heeft onder hetzelfde nummer van de Kamer van Koophandel (KvK) twee btw-nummers: één voor een aannemingsbedrijf en één voor een cafébedrijf. Alleen voor het café is subsidie aangevraagd. De minister heeft echter ook de omzet van het aannemingsbedrijf meegerekend voor de berekening van het omzetverlies. Het omzetverlies van het cafébedrijf is ruim meer dan 30%. Het aannemingsbedrijf is alleen gestart omdat er anders helemaal geen inkomen zou zijn.
4. Het College heeft al veel vergelijkbare zaken behandeld. Daarin heeft het telkens geoordeeld dat als een ondernemer over zijn gehele omzet omzetbelasting betaalt, de minister de aangifte omzetbelasting mag gebruiken voor het bepalen van de omzet en het berekenen van het omzetverlies. De belangrijkste reden daarvoor is dat dit een bewuste keuze van de regelgever is geweest, om zo de TVL uitvoerbaar te houden en de administratieve lasten te beperken. Zie onder andere de uitspraken van het College van 11 januari 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:5), 14 juni 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:306) en 21 juni 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:323). [1] Ook in dit geval heeft de ondernemer over zijn gehele omzet omzetbelasting betaald. Dat de omzet afkomstig is van twee verschillende activiteiten onder hetzelfde KvK-nummer, is geen reden om de omzet van het aannemingsbedrijf niet mee rekenen. Ook in dit geval is het College dus van oordeel dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet die uit de aangifte omzetbelasting blijkt.
5 Het beroep is (kennelijk) ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van
mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. L.N. Foppen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.

Voetnoten

1.Deze uitspraken zijn te vinden op www.rechtspraak.nl.