ECLI:NL:CBB:2024:533
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 voor onderneming zonder 20% omzetverlies
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 juli 2024, zaaknummer 23/591, is het beroep van een onderneming tegen de vaststelling van de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) ongegrond verklaard. De minister van Economische Zaken had op 28 september 2022 de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 3.096,46 teruggevorderd. Dit besluit werd door de minister in een bestreden besluit van 6 januari 2023 gehandhaafd, waarop de onderneming in beroep ging.
Het College oordeelde dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet die blijkt uit de aangifte omzetbelasting. De onderneming had aangevoerd dat de opbrengst van de verkoop van een zakelijke auto niet als omzet moest worden beschouwd bij de berekening van het omzetverlies. Echter, het College heeft in eerdere uitspraken al geoordeeld dat de aangifte omzetbelasting gebruikt moet worden voor het bepalen van de omzet en het berekenen van het omzetverlies. De minister had dus geen aanleiding om de opbrengst van de verkoop van de auto niet tot de omzet te rekenen.
Het College concludeert dat de onderneming niet voldoet aan het vereiste van ten minste 20% omzetverlies, waardoor de minister bevoegd was om de subsidie op € 0,- vast te stellen en het voorschot terug te vorderen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.