ECLI:NL:CBB:2024:522

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
23/492
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de subsidieaanvraag op basis van omzetverlies door ondernemer in het kader van COVID-19 steunmaatregelen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een ondernemer tegen een besluit van de minister van Economische Zaken. De ondernemer had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020. De minister had deze subsidie vastgesteld op € 0,- en het eerder betaalde voorschot van € 26.989,88 teruggevorderd, omdat de ondernemer niet voldeed aan de drempeleis van 30% omzetverlies.

De ondernemer stelde dat er een vergissing was gemaakt in de aangifte omzetbelasting over september 2020, en verzocht om het omzetverlies te berekenen op basis van zijn financiële administratie in plaats van de aangifte. Het College oordeelde dat de minister terecht de aangifte omzetbelasting had gebruikt voor de berekening van het omzetverlies, aangezien dit in eerdere uitspraken ook zo was geoordeeld. De ondernemer had de mogelijkheid om zijn aangifte te corrigeren, maar had ervoor gekozen dit niet te doen vanwege een onderzoek door de Belastingdienst.

Het College concludeerde dat de minister op basis van de beschikbare gegevens de subsidie terecht op € 0,- had vastgesteld. Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken. De ondernemer heeft de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/492
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen
[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] (de ondernemer)
en

de minister van Economische Zaken

Procesverloop

Met het besluit van 27 juni 2022 heeft de minister de op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) aan de ondernemer verleende subsidie voor de periode juni tot en met september 2020 vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 26.989,88 teruggevorderd.
Met het besluit van 22 december 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Beoordeling

1. Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van het beroepschrift en de andere stukken in het dossier over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
2. De minister heeft de subsidie vastgesteld op € 0,-, omdat uit de gegevens van de Belastingdienst is gebleken dat de ondernemer niet voldoet aan het vereiste in de TVL van ten minste 30% omzetverlies.
3. De ondernemer voert aan dat in de aangifte omzetbelasting over september 2020 door een vergissing niet de juiste omzetgegevens vermeld staan. Dit is gecorrigeerd bij de aangifte over oktober 2020. De ondernemer verzoekt daarom het omzetverlies te berekenen op basis van de financiële administratie van de ondernemer, en niet uit te gaan van de omzet die uit de aangifte omzetbelasting blijkt.
4. Het College heeft al veel vergelijkbare zaken behandeld. Daarin heeft het telkens geoordeeld dat als een ondernemer over zijn gehele omzet omzetbelasting betaalt, de minister de aangifte omzetbelasting moet gebruiken voor het bepalen van de omzet en de berekening van het omzetverlies. De belangrijkste reden daarvoor is dat dit een bewuste keuze van de regelgever is geweest, om zo de TVL uitvoerbaar te houden en de administratieve lasten te beperken. Zie onder andere de uitspraken van het College van 11 januari 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:5), 14 juni 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:306) en 21 juni 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:323). [1] Ook in dit geval is het College van oordeel dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet die uit de aangifte omzetbelasting blijkt. Als de in de aangifte opgegeven omzet niet juist blijkt te zijn, heeft de ondernemer de mogelijkheid om dit te corrigeren met een suppletieaangifte. Uit de door de ondernemer overgelegde verklaring van zijn boekhouder blijkt dat hij daar vanwege een onderzoek door de Belastingdienst niet voor heeft gekozen. Dit is een keuze van de ondernemer, die voor zijn risico komt. De minister is terecht uitgegaan van de bij de Belastingdienst bekende gegevens over de periode juni tot en met september 2020.
5 Het beroep is (kennelijk) ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
w.g. B. Bastein w.g. L.N. Foppen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.

Voetnoten

1.Deze uitspraken zijn te vinden op www.rechtspraak.nl.