ECLI:NL:CBB:2024:401
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidietoekenning op basis van omzetverlies door de minister van Economische Zaken en Klimaat
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 juni 2024, zaaknummer 23/147, wordt de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat om de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 op nihil vast te stellen, beoordeeld. De minister baseerde zijn beslissing op de gegevens van de Belastingdienst, die aangaven dat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. De onderneming, aangeduid als [naam 1] B.V., had een omzetverlies van slechts 2,8% berekend op basis van de aangiften omzetbelasting. De onderneming was het niet eens met deze berekening en stelde dat de omzet in de subsidieperiode niet correct was vastgesteld, omdat deze gebaseerd was op het kasstelsel en niet op haar eigen administratie.
De minister handhaafde zijn standpunt dat de aangiften omzetbelasting als uitgangspunt moesten dienen voor de berekening van het omzetverlies. De onderneming voerde aan dat door de coronamaatregelen en het kasstelsel de werkelijke omzet niet correct was weergegeven in de aangiften. Het College oordeelde echter dat de minister terecht de gegevens van de Belastingdienst had gebruikt en dat de onderneming geen gronden had aangevoerd die de minister zouden verplichten om van deze gegevens af te wijken. Het College concludeerde dat de minister de subsidie op nihil mocht vaststellen, aangezien het omzetverlies onder de vereiste drempel van 30% lag.
De uitspraak benadrukt het belang van de aangiften omzetbelasting in het kader van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 en bevestigt dat de minister niet verplicht is om af te wijken van de gegevens die door de Belastingdienst zijn verstrekt, tenzij deze onjuist zijn. De beslissing van de minister om de subsidie te verlagen naar € 0,- werd dan ook als rechtmatig beschouwd, en het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard.