ECLI:NL:CBB:2024:397
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor grote onderneming met onvoldoende omzetverlies
In deze zaak heeft de onderneming, aangeduid als [naam 1] B.V., beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat, omdat de onderneming niet voldeed aan de eis van ten minste 30% omzetverlies. De onderneming had in de referentieperiode, Q1 2019, een andere onderneming, [naam 6], overgenomen, maar de minister hield alleen rekening met de omzet van de overgenomen onderneming in de subsidieperiode, Q1 2021. De onderneming betoogde dat de minister een onjuiste omzetvergelijking maakte en dat de omzet van [naam 6] ook in de referentieperiode meegeteld moest worden, omdat de activiteiten van [naam 6] waren voortgezet door [naam 5]. De minister verweerde zich door te stellen dat de regelgeving niet voorziet in een dergelijke berekening en dat de omzet van de groep zoals deze was in de referentieperiode leidend is. De zitting vond plaats op 2 mei 2024, en op 18 juni 2024 werd de uitspraak gedaan. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de omzetverliescriteria. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.