ECLI:NL:CBB:2024:393
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- H.L. van der Beek
- A. Venekamp
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete Meststoffenwet en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de maatschap [naam 1], een melkveehouderij, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van de maatschap ongegrond verklaarde. De maatschap was beboet wegens overtredingen van de Meststoffenwet, specifiek met betrekking tot de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen en de fosfaatgebruiksnorm. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had in 2019 een voornemen tot het opleggen van bestuurlijke boetes bekendgemaakt, die uiteindelijk zijn gematigd vanwege overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de maatschap de gebruiksnorm en fosfaatgebruiksnorm had overtreden, en dat de minister de bevindingen in het rapport van de NVWA mocht volgen. In hoger beroep heeft de maatschap betoogd dat de rechtbank ten onrechte de juistheid van het rapport van bevindingen heeft aangenomen en dat de minister de aangepaste BEX-berekening niet had mogen negeren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van de maatschap niet overtuigend geacht en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de hoogte van de boete, die is gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De boete is vastgesteld op € 57.209,10, en de minister is veroordeeld in de proceskosten van de maatschap, die zijn vastgesteld op € 4.694,-.