Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1]
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid)
Procesverloop
Overwegingen
Wat aan deze procedure vooraf ging
Aanleiding voor deze procedure
Standpunten partijen
Nu de VOPBO een inhoudelijk oordeel over het recht op restitutie heeft gegeven, gebaseerd op een (onjuiste) bewering over een nog openstaand bedrag, is wel degelijk sprake van een besluit. Verder voert [naam 1] aan dat de brief van [naam 5] namens [naam 4] B.V. niet alleen kon worden gezien als herzieningsverzoek, maar ook als verzoek om ambtshalve restitutie. Ten aanzien van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding stelt [naam 1] dat het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule volgens vaste rechtspraak altijd een verschoonbare termijnoverschrijding met zich brengt als de belanghebbende geen jurist is en zich hierdoor niet laat bijstaan. [naam 5] kwalificeert als zodanig, als aanvrager van de restitutie. [naam 1] is door de cessie belanghebbende. Hij was niet op de hoogte van de brief van 16 september 2015 en hoefde daarop ook niet bedacht te zijn. In het besluit van
29 oktober 2020 verwees de minister naar deze brief en pas op 8 juli 2022 is deze aan [naam 1] toegestuurd. Binnen de twee weken termijn die daarvoor geldt, namelijk op 22 juli 2022, heeft hij vervolgens bezwaar gemaakt. Ten slotte verzoekt [naam 1] om een vergoeding van de werkelijke proceskosten. Als gevolg van het procesgedrag van de minister heeft hij veel extra kosten moeten maken en het forfaitaire bedrag is volstrekt onvoldoende om die kosten te dekken.
Beoordeling door het College
Beslissing
- verklaart de beroepen van [naam 2] en [naam 3] niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van [naam 1] tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van [naam 1] tegen het wijzigingsbesluit ongegrond;
- bepaalt dat de minister het betaalde griffierecht van € 181,- aan [naam 1] vergoedt;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van
mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.