Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen
[naam 1] V.O.F., te [plaats 1] (vennootschap)
Maatschap J. [naam 2] en [naam 3] , te [plaats 2] (maatschap)
(gemachtigden: mr. A.K. van der Vis en F.J. Henniphof)
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
Overwegingen
De beroepen zijn gegrond. Het College ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat het College niet over de benodigde gegevens beschikt over de omzet van de vennootschap en de maatschap. De minister zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak. Het College zal hiervoor een termijn stellen van acht weken.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan zowel de vennootschap als de maatschap te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van de vennootschap en de maatschap tot een bedrag van € 1.750, -.
mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.