In deze zaak heeft [naam] B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij eerder een boete was opgelegd wegens overtredingen van Europese hygiënevoorschriften. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep van [naam] B.V. is toegewezen en de eerder opgelegde boete is herroepen. Daarnaast heeft [naam] B.V. een verzoek ingediend om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Het College heeft de Staat als partij aangemerkt en geoordeeld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden met drie jaar, vier maanden en 22 dagen. Dit heeft geleid tot de beslissing dat de Staat der Nederlanden een immateriële schadevergoeding van € 1.500,00 aan [naam] B.V. moet betalen. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de betrokken partijen.