In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 maart 2024, wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan [naam] wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures. Het verzoek om schadevergoeding is ingediend naar aanleiding van een hoger beroep dat [naam] had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit boetes had opgelegd aan veertien pluimveeslachthuizen, waaronder [naam]. Het College oordeelt dat de redelijke termijn voor de procedure in deze zaak is overschreden met drie jaar, drie maanden en 27 dagen, wat leidt tot een compensatie voor immateriële schade. De schadevergoeding bedraagt € 1.500,00, gebaseerd op de overschrijding van de termijn van vier jaar, waarbij het College de overschrijding toerekent aan de rechterlijke fase van de procedure. Het College heeft eerder in een andere uitspraak de Staat al veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in deze zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt en de beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het College.