ECLI:NL:CBB:2024:150

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
24/97
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en dierenwelzijnsregels met betrekking tot runderen en schapen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 maart 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de maatschap [naam 1] tegen een bestuursdwangbesluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 13 oktober 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd aan de maatschap vanwege meerdere overtredingen van het Besluit houders van dieren (Bhd). De maatschap had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de last, zodat de runderen en schapen die in bewaring waren genomen, aan hen konden worden teruggegeven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de maatschap in strijd heeft gehandeld met verschillende artikelen van het Bhd, waaronder de artikelen 1.6, 1.7, 2.4 en 2.35, en dat de minister bevoegd was om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de maatschap niet voldoende had aangetoond dat de geconstateerde overtredingen niet bestonden en dat de minister terecht had besloten om de dieren mee te voeren en op te slaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij de lange handhavingshistorie van de maatschap en de ernst van de overtredingen in aanmerking nam.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/97
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Maatschap [naam 1] , te [plaats] (de maatschap),

(gemachtigde: mr. J.L. Baar),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Met het besluit van 13 oktober 2023 (het bestuursdwangbesluit) heeft de minister de maatschap een last onder bestuursdwang opgelegd vanwege meerdere overtredingen van het Besluit houders van dieren (Bhd). Daarbij zijn maatregelen opgelegd ten aanzien van door de maatschap gehouden runderen en schapen.
Op 23 januari 2024 heeft de minister bestuursdwang toegepast door het meevoeren en opslaan van 18 runderen en 20 schapen.
De maatschap heeft tegen het bestuursdwangbesluit bezwaar gemaakt. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om hangende het bezwaar een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat de last onder bestuursdwang wordt geschorst en dat de runderen en schapen die op grond van deze last in bewaring zijn genomen aan de maatschap worden teruggegeven.
De minister heeft een reactie ingediend op het verzoek van de maatschap tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Op 15 en 19 februari 2024 heeft de minister verdere stukken ingestuurd.
De zitting was op 20 februari 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door hun gemachtigde, en de gemachtigde van de minister, vergezeld door [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het dwangsombesluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2.1
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2
Op 13 februari 2023 hebben drie toezichthouders van de NVWA, in aanwezigheid van een toezichthoudend dierenarts een controle uitgevoerd naar de gezondheid en het welzijn van de door de maatschap gehouden dieren. De bevindingen van deze controle zijn door de toezichthouders neergelegd in een rapport van bevindingen van 1 mei 2023 (rapport I). Rapport I vermeldt, kort samengevat dat diverse overtredingen van het Bhd zijn geconstateerd. Het rapport bevat, voor zover hier van belang, de volgende constateringen:
“Kalveren op de roostervloer
[…]
Wij zagen in Hok F twee roodbonte kalveren en een zwartbont kalf. Wij zagen twee zwartbonte kalveren zonder merken liggen voor hok F, op de voergang. Wij zagen gedurende de controle, kalveren uit Hok F ontsnappen en zowel op de roostervloer van de ligboxenstal in Hok E als op de voergang lopen. Wij zagen dat de kalveren hierdoor op de roostervloer met hun klauwtjes in de spleten van de roostervloer konden zakken waardoor ze zich konden verwonden. […] Wij zagen dat de vloer van de stal niet stroef en aangepast was aan het gewicht en de grootte van de kalveren en geen stevige, vlakke en stabiele oppervlakte vormde.
Losse/scherpe delen
[…]
Wij zagen halverwege de ligboxenreeks in Hok D een afzetting van twee hekken waar tussen een metalen bak op de roosters lag. Wij hoorden [naam 3] zeggen dat dit een drinkbak was welke kapot was gemaakt door de runderen. Wij zagen dat er een slaphangend strotouwtje scheef tussen deze hekken hing waardoor de runderen deze drinkbak nog steeds konden bereiken en zich konden verwonden aan uitstekende delen. […]
Wij zagen ter hoogte van de drinkemmer, een langwerpige cilinder liggen met hieraan een soort slang. Wij zagen dat deze cilinder op de mestroosters lag. Wij zagen dat deze runderen dit cilinder konden bereiken en zich konden verwonden. Wij zagen vlak bij de deur naar het weiland, een buis los op de roosters liggen, waar de runderen zich aan konden verwonden. […]
Wij zagen direct achter de ligboxenstal, twee tractoren staan (zie de sterren op de luchtfoto). Aan beide tractoren hing een mestmixer in de mestput. De tractor die vlakbij Hok D stond, was met een aantal palen en slaphangende draden afgezet. Echter, was deze afrastering zodanig dichtbij de tractor geplaatst, dat de runderen toegang hadden tot de tractor en de mestmixer. De tractor die vlakbij Hok E stond, was niet omheind met palen en draden, waardoor de runderen vrij toegang hadden tot de tractor en de mestmixer. Wij zagen dat de runderen zich door deze ontbrekende en ondeugdelijke afzetting zich konden bezeren en/of verwonden aan deze tractoren met mestmixers. […]
Wij zagen dat het weiland omheind was met draden en prikkeldraden. Wij zagen dat halverwege het weiland meerdere palen met prikkeldraad scheef stonden, en lagen de prikkeldraden op de grond. Wij zagen meerdere slaphangende stroom/prikkeldraden van de afrastering. Wij zagen dat delen van deze draden op de grond lagen. Wij zagen minstens twee runderen hier met een van hun poten in vast bleven hangen. Wij zagen dat de runderen zich door het losrukken konden bezweren en/of verwonden. […]
Wij zagen een oude badkuip in Hok E staan, welke werd gebruikt als drinkbak voor de runderen. Wij zagen dat een zijkant van de drinkbak was afgebroken op twee plaatsen, waardoor hierdoor scherpe randen en punten waren ontstaan. Het is ons bekend dat runderen zich aan deze scherpe randen en punten kunnen verwonden als zij willen drinken. […]
Wij zagen zowel bij Hok D als Hok E, meerdere ligboxen met scherp uitstekende palen en buizen, maar ook losse voorwerpen in de ligboxen waardoor de runderen zich hieraan konden verwonden. Wij zagen dat de kalveren die losliepen op de voergang en in Hok E, toegang hadden tot de eerder genoemde losse en scherp uitstekende delen. Wij zagen dat de kalveren hiernaast toegang hadden tot een ruimte voor de melkput, waar losse klus- en bouw materialen lagen maar ook naar de rest van het erf vanuit de voergang.
[…]
Water
Wij, toezichthouders [naam 7] , [naam 8] en [naam 10] , zagen een zwarte automatische drinkbak met een zogenaamde klepel erin (een klepeldrinkbak), gemonteerd aan de buitenzijde van een paal tussen Hok A en Hok B. Het is ons bekend dat een klepeldrinkbak, op deze manier gemonteerd, het drinkgedrag negatief kan beïnvloeden. Als de runderen van Hok A en Hok B wilden drinken, dienden zij met hun neus zijwaarts kracht uit te oefenen tegen de klepel. De klepeldrinkbak van Hok A zoals eerder beschreven, was enkel bij het uitstrekken van de nek bereikbaar voor de runderen in Hok B. […]
Wij zagen dat aan de buitenzijde van Hok B en de buitenzijde van Hok C blauwe automatische drinkbakken waren gemonteerd (1 per hok). Deze drinkbakken moesten worden bedient met een knop, welke ingedrukt dient te worden tijdens het drinken. Als de runderen van Hok B en C wilden drinken, dienden zij met hun neus zijwaarts kracht uit te oefenen tegen de knop. […]
Wij zagen dat in Hok D een metalen emmer werd gebruikt als drinkbak. Wij vroegen aan de overtreders of dit de enige drinkwatervoorziening was voor de 36 runderen in Hok D, waarop wij de overtreders hoorden zeggen dat de runderen ook konden drinken in de sloot van het weiland. Wij zagen in Hok D een metalen drinkbak gekanteld op de roosters liggen. Wij zagen dat deze drinkbak leeg was en bevuild was met mest. Wij zagen dat deze metalen drinkbak niet werd gebruikt voor het aanbieden van drinkwater.
[…]
Schapen
Wij, toezichthouders [naam 7] , [naam 8] en [naam 10] liepen naar de naastgelegen loods, waar een strohok was gemaakt om in totaal 19 schapen met lammeren te huisvesten. Wij zagen gedurende de controle deze schapen met lammeren tussen de runderen van Hok D in het weiland samen lopen.
Wij zagen in dit strohok enkele bakken waar vermoedelijk voer in had gezeten. Wij zagen resten hooi en spruiten in deze bakken. Wij zagen dat in het strohok enkele houten pallets werden gebruikt als afscheiding. Wij zagen dat enkele pallets kapot waren en wij zagen dat hier scherpe stukken hout uitstaken. Wij zagen aan deze scherpe stukken hout wol hangen. Het is ons bekend dat de schapen toegang hadden tot deze scherpe delen.
[…]
Wij zagen dat de schapen dezelfde toegang hadden tot de zware modder, tractoren, mestmixers en stroom- en prikdraden als de runderen in Hok D.”
De toezichthoudend dierenarts vermeldt naar aanleiding van de controle in zijn veterinaire verklaring van 26 april 2023, voor zover hier van belang, het volgende:
“[…] Ik zag dat het rund moest drinken uit een zogenaamde klepelbak. Ik zag dat deze bak schuin richting hok B was gemonteerd. Ik zag dat de kalveren in hok B, met veel moeite en strekken van de nek, ook uit deze klepelbak moesten drinken. Ik concludeerde dat het op deze wijze monteren van de drinkbak, voor de vaars halsbrekende toeren zou vereisen om uit dit drinkbakje te moeten drinken. Ik concludeerde dat het op deze wijze monteren van deze klepelbak en dus het aanbieden van water, problemen voor al de runderen in de beide hokken gaf om er op eenvoudige wijze uit te kunnen drinken.
[…]
Ik zag in hok B 8 kalveren op een roostervloer met 8 ligboxjes tegen de achterwand. […]
Ik zag dat er midden aan de buitenzijde van het voerhek nog een drinkbakje hangen. Ik zag dat het drinkbakje met een knop bediend moest worden door de kalveren zelf. Hiervoor moesten de kalveren hun kop naar buiten steken en 90 graden draaien en dan met de zijkant van hun kop/snuit de knop indrukken. Ik voelde dat dit indrukken zwaar ging en concludeerde dat de kalveren hier eigenlijk niet veel mee konden en dat het geen geschikte wijze van aanbieden van drinkwater betrof.
[…]
Ik zag bij de uitgang naar de weide dat de eerste paar meter bedekt was met betonplaten. Ik zag en voelde dat deze betonplaten harde scherpe randen hadden. Ik zag dat er tussen de betonplaten spleten aanwezig waren waar net een poot van een rund tussen paste. Ik concludeerde de runderen zich hieraan konden bezeren en of pijn doen. Met name als ze tussen de platen raken en in panieksituaties willen vluchten en wanneer ze afglijden van de platen in de diepe klei die direct achter de platen lag en waar ze gedwongen door heen moesten baggeren om in het weiland te komen. Ik zag dat de runderen meer dan een halve meter wegzakten in de klei. Ik zag dat de strook klei die ze moesten overbruggen ongeveer 10 meter breed was.
[…]
Ik zag dat de kalveren door dit gat vanuit hun hok F naar hok E van de melkkoeien konden lopen. Ik zag tijdens de inspectie daadwerkelijk een kalf op de roostervloer tussen de melkkoeien lopen. […] Ik zag dat de roostervloer bij de melkkoeien te brede spleten had voor deze jonge kalveren. […] Ik schatte de leeftijd van een paar dagen tot enkele weken. Kalveren van die leeftijd horen niet op een roostervloer tussen volwassen melkvee. De kalveren kunnen met hun kleine klauwtjes in de grote spleten van de roostervloer vast komen te zitten en zich bezeren en of pijn doen. In het ergste geval kan dit zelfs leiden tot volledige en zeer pijnlijke ontschoening (het lostrekken/draaien van het klauwhoorn van het klauwbeen). Dit is vrijwel niet geneesbaar (na de opvolgende besmetting met mest) en zal veelal leiden tot noodzakelijke euthanasie.
[…]
Verder leidt het contact tussen de jonge kalveren en de runderen in hok E en vooral het verblijf op de niet hygiënische roostervloer van stal E tot een sterk verhoogde infectiedruk bij de kalveren. Dit zal in combinatie met het nog niet volledig ontwikkelde immuunapparaat van de jonge kalveren leiden tot meer infecties en ziekte bij de jongen kalveren.
[…]
Schapenhok:
Ik zag achterin de naastgelegen schuur een verblijf voor de schapen en lammeren. Ik zag dat verblijf was afgezet en gemaakt met provisorisch aan elkaar geknoopte stukken hout en pallets. Ik zag dat die pallets scherpe en uitstekende delen hadden waar de schapen en lammeren zich pijn aan konden doen en waar ze zich aan konden verwonden.
Ik zag in het hok plastic bakken staan die kapot waren en die scherpe en uitstekende delen hadden waar de schapen en lammeren zich pijn aan konden doen en waar ze zich aan konden verwonden.
Ik zag dat er geen drinkwater beschikbaar was.
Ik zag dat ze toegang hadden tot de weilanden achter de schuren, waar ook de runderen liepen.
Ik zag dat de schapen en lammeren daarbij ook door de bagger moesten lopen, om in de beter begaanbare gedeeltes van het weiland te komen.
Ik zag dat de schapen en de lammeren ook toegang hadden tot de tractoren en de mestmixers die onvoldoende waren afgeschermd. Ik zag dat de schapen en de lammeren zich pijn konden doen en zich konden bezeren aan dezelfde materialen (palen, planken, metalen platen, betonplaten met harde scherpe randen, de onvoldoende afgedekte mestput en de provisorische draadafzettingen rond de tractoren met mestmixers) waar de runderen bij konden. Ik zag dat de schapen en lammeren hierin verstrikt konden raken en zich zo pijn konden doen en zich konden bezeren.”
2.3
Naar aanleiding van de bevindingen tijdens de inspectie op 13 februari 2023 is op
15 februari 2023 aan de maatschap een last onder bestuursdwang (met nummer 202300355) opgelegd ter beëindiging van enkele van de geconstateerde overtredingen.
2.4
Op 21 februari 2023 hebben dezelfde drie toezichthouders een hercontrole verricht op het bedrijf van de maatschap. De bevindingen van deze controle zijn door de toezichthouders neergelegd in een tweede rapport van bevindingen van 1 mei 2023 (rapport II). Rapport II vermeldt, kort samengevat weergegeven, dat weliswaar is voldaan aan de last onder bestuursdwang van 15 februari 2023, maar dat daarnaast opnieuw diverse overtredingen van het Bhd zijn geconstateerd. Het rapport bevat, voor zover hier van belang, de volgende constateringen:
“Kalf op de roostervloer
Wij zagen dat in een van de ligboxen van Hok E, een mannelijk roodbont kalf met een geschatte leeftijd van ongeveer twee weken lag. Wij zagen dat dit kalf met zijn klauwen in de spleten van de roostervloer konden zakken […]. Wij zagen dat de vloer van de stal niet stroef en aangepast was aan het gewicht en de grootte van het kalf en geen stevige, vlakke en stabiele oppervlakte vormde. Hieruit bleek ons dat er werd gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 2.35, lid 1, van het Besluit houders van dieren.
[…]
Losse/scherpe delen
Wij, toezichthouders [naam 7] , [naam 8] en [naam 10] , zagen dat halverwege de ligboxenreeks in Hok D een afzetting van twee hekken stond en waar tussen een metalen bak op de roosters lag. Wij zagen dat er een strak hangend strotouw scheef was bevestigd tussen de hekken, waar de runderen deze bak nog steeds konden bereiken en zich konden verwonden aan de uitstekende delen. […]
Wij zagen ter hoogte van de drinkemmer, een langwerpige cilinder liggen met hieraan een soort draad. Wij zagen dat deze cilinder met draad op de mestroosters lag. Wij zagen dat ter hoogte van de cilinder ook een spanband op de roosters lag. Wij zagen dat deze runderen dit cilinder en de spanband konden bereiken en zich konden verwonden. […]
Wij zagen een oude badkuip in Hok E staan, welke kennelijk werd gebruikt als drinkbak voor de runderen. Wij zagen dat deze drinkbak in dezelfde staat was als tijdens de controle van 13 februari 2023. Wij zagen dat een zijkant van de drinkbak was afgebroken op twee plaatsen, waardoor hierdoor scherpe randen en punten waren ontstaan. Het is ons bekend dat runderen zich aan deze scherpe randen en punten kunnen verwonden als zij willen drinken. […]
Wij zagen zowel bij Hok D als Hok E, meerdere ligboxen met scherp uitstekende palen en buizen, maar ook losse voorwerpen in de ligboxen waardoor de runderen zich hieraan konden verwonden. Wij zagen dat de kalveren die losliepen op de voergang en in Hok E, toegang hadden tot de eerder genoemde losse en scherp uitstekende delen. Wij zagen dat de kalveren hiernaast toegang hadden tot een ruimte voor de melkput en op de voergang, waar losse klus- en bouw materialen lagen.
Wij zagen dat behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verbleef en inrichtingen voor de beschutting voor een dier op zodanige wijze waren ontworpen, gebouwd en onderhouden dat het scherpe randen of uitsteeksels bevatte waaraan de runderen zich konden verwonden. Hieruit bleek ons dat er werd gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 1.8, lid 2, van het Besluit houders van dieren.
[…]
Water
Wij, toezichthouders [naam 7] , [naam 8] en [naam 10] , zagen een zwarte automatische drinkbak met een zogenaamde klepel erin (een klepeldrinkbak), gemonteerd aan de buitenzijde van een paal tussen Hok A en Hok B. Het is ons bekend dat een klepeldrinkbak, op deze manier gemonteerd, het drinkgedrag negatief kan beïnvloeden. Als de runderen van Hok A en Hok B wilden drinken, dienden zij met hun neus zijwaarts kracht uit te oefenen tegen de klepel. De klepeldrinkbak van Hok A zoals eerder beschreven, was enkel bij het uitstrekken van de nek bereikbaar voor de runderen in Hok B.
Wij zagen dat aan de buitenzijde van Hok B en de buitenzijde van Hok C blauwe automatische drinkbakken waren gemonteerd (1 per hok). Deze drinkbakken moesten worden bedient met een knop, welke ingedrukt dient te worden tijdens het drinken. Als de runderen van Hok B en C wilden drinken, dienden zij met hun neus zijwaarts kracht uit te oefenen tegen de knop.
Wij zagen dat in Hok D een metalen emmer werd gebruikt als drinkbak. Wij zagen dat dit de enige drinkwatervoorziening was voor deze runderen in Hok D als deze geen toegang hadden tot het weiland. Wij zagen in Hok D een metalen drinkbak gekanteld op de roosters liggen. Wij zagen dat deze drinkbak leeg was en bevuild was met mest. Wij zagen dat deze metalen drinkbak niet werd gebruikt voor het aanbieden van drinkwater. […]
Wij zagen dat de runderen geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoeften aan water konden voldoen.
Hieruit bleek ons dat er werd gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel
1.7, aanhef en onder f, van het Besluit houders van dieren.”
2.5
Met het bestuursdwangbesluit heeft de minister aan de maatschap een last onder bestuursdwang opgelegd ter beëindiging van de overtredingen en ter voorkoming van herhaling ervan. Aan de maatschap zijn daarbij - voor zover voor deze procedure relevant - de volgende maatregelen opgelegd:
“Overtreding 2: u heeft er niet voor gezorgd dat uw runderen en schapen die toegang hebben tot de weilanden achter de schuur, op de weilanden bescherming werden geboden tegen
gezondheidsrisico's. Daarmee heeft u in strijd gehandeld met artikel 1.6, lid 3, van het Besluit
houders van dieren.
Voorkomen van herhaling van de overtreding
U dient herhaling van deze overtreding te voorkomen voor alle runderen en schapen die u (deels) in uw weilanden houdt. U kunt herhaling van deze overtreding voorkomen door dieren die u toegang geeft tot de weilanden achter uw stallen, bescherming te bieden tegen gezondheidsrisico's. Dit houdt in dat de weilanden vrij zijn van liggende materialen, zoals prikkeldraad, waaraan uw runderen en schapen zich kunnen verwonden. Ook dient u de landbouwmachines met scherpe delen op de juiste wijze af te schermen zodat deze niet toegankelijk zijn voor uw schapen en runderen. Daarnaast dient u een deugdelijke toegang te maken vanaf de stallen naar het weiland, waarbij ze geen risico's lopen op verwonding of diep kunnen wegzakken in de modder. U kunt herhaling van de overtreding ook voorkomen door uw dieren geen toegang meer te geven tot de weilanden achter uw stallen.
[…]
Overtreding 7: u heeft er niet voor gezorgd dat uw runderen in hokken D en E en uw schapen toegang hebben tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water kunnen voldoen. Daarmee handelt u in strijd met artikel 1.7, aanhef en onder f, van het Besluit houders van dieren.
Overtreding opheffen
U dient deze overtreding te beëindigen. U kunt deze overtreding opheffen door in de hokken D en E voldoende waterbakken op te hangen, die op een juiste wijze toegankelijk zijn voor uw runderen. Zowel in het "Handboek Koekompas" als in de “Drinkwatercheckmelkveehouderij2" van ZLTO wordt gesproken over minimaal één zelfdrinker per 15 runderen. Daarin wordt ook aangegeven dat er bij kleine koppels ook altijd minimaal twee zelfdrinkers moeten zijn in verband met rivaliteit tussen rang hogere en rang lagere runderen. Deze waterbakken dienen makkelijk te bedienen te zijn voor uw runderen en voorzien zijn van passende kwaliteit water. U dient daarnaast uw schapen (en lammeren) van een deugdelijke watervoorziening voorzien door hen water aan te bieden in een waterbak en deze te voorzien van passende kwaliteit water.
Begunstigingstermijn
U moet deze overtreding uiterlijk binnen zes weken, na dagtekening van deze last, opheffen.
Voorkomen van herhaling van de overtreding
Daarnaast dient u herhaling van deze overtreding te voorkomen voor alle runderen en schapen die u houdt. U kunt herhaling voorkomen door ervoor te zorgen dat de schapen en runderen die u houdt toegang hebben tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water kunnen voldoen. U kunt hiervoor eventueel gebruik maken van de richtlijnen gesteld door de GD3.
[…]
Gevaar voor herhaling
Omdat er meerdere runderen en schapen in meerdere hokken geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit zien we dit niet als een incident maar als een gebrekkig onderdeel van de bedrijfsvoering. Daarnaast zijn meerdere hokken al langer voorzien van een gebrekkige watervoorziening en is dit in de daaropvolgende jaren ook niet aangepast. Ondanks dat meerdere malen is aangegeven door verschillende inspecteurs en toezichthoudend dierenartsen dat de drinkbakjes in de hokken A t/m E niet geschikt zijn en de runderen daardoor niet voldoende toegang tot water hebben. We zien hierom een gevaar voor herhaling. Hieruit blijkt dat u structureel overtredingen begaat van artikel 1.7, aanhef en onder f, van het Besluit houders van dieren.
Overtreding 8: u heeft er niet voor gezorgd dat door de wijze van toediening van drinken aan uw runderen er geen onnodig lijden of letsel toe wordt gebracht. Daarmee handelt u in strijd met artikel 2.4, lid 7, van het Besluit houders van dieren.
Overtreding opheffen
U dient deze overtreding te beëindigen. U kunt deze overtreding opheffen door de hokken A, B en C te voorzien van een deugdelijke watervoorziening, door voldoende waterbakken op de juiste wijze op te hangen en daardoor uw runderen geen water meer aan te bieden op een wijze die onnodig lijden of letsel toebrengt doordat ze hun hoofden in een onnatuurlijke houding moeten brengen om te kunnen drinken.
Begunstigingstermijn
U moet deze overtreding uiterlijk binnen zes weken, na dagtekening van deze last, opheffen.
Voorkomen van herhaling van de overtreding Daarnaast dient u een herhaling van deze overtreding te voorkomen voor alle runderen die u houdt. U kunt dat voorkomen door ervoor te zorgen dat het drinken dat u toedient aan alle runderen die u houdt geen onnodig lijden of letsel toebrengen.
Overtreding 9: u heeft er niet voor gezorgd dat behuizingen in de hokken C (hok 3), D (hok 4) en E (hok 5), waaronder begrepen de vloer, waarin uw runderen verblijven op zodanige wijze zijn gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en dat deze geen scherpe randen of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan verwonden. Daarmee handelt u in strijd met artikel 1.8, lid 2, van het Besluit houders van dieren.
Overtreding opheffen
U dient deze overtreding te beëindigen. U kunt deze overtreding opheffen door ervoor te zorgen dat u uw runderen uit de hokken C, D en E (hokken 3, 4 en 5) huisvest in een behuizing zonder scherpe en uitstekende delen. Dit kunt u doen door de badkuip met scherpe randen, de afgebroken en uitstekende palen en buizen en andere losse voorwerpen te verwijderen.
Begunstigingstermijn
U moet deze overtreding uiterlijk binnen zes weken, na dagtekening van deze last, opheffen.
Voorkomen van herhaling van de overtreding
Daarnaast dient u herhaling van deze overtreding te voorkomen voor alle runderen die u houdt. U kunt herhaling voorkomen door ervoor te zorgen dat de behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin u runderen houdt op zodanige wijze zijn gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en dat deze geen scherpe randen of uitsteeksel bevatten waaraan het dier zich kan verwonden.
Overtreding 10: u heeft er niet voor gezorgd dat de vloer van een stal stroef en aangepast is aan de grootte van uw kalveren. Daarmee handelt u in strijd met artikel 2.35, lid 1, van het Besluit houders van dieren.
Overtreding opheffen
U dient deze overtreding te beëindigen. U kunt deze overtreding opheffen door uw (runderen met) kalveren uitsluitend te huisvesten in een stal waarvan de vloer aangepast is aan de grootte van de kalveren, zodat zij niet met hun klauwen tussen de spleten kunnen komen. U kunt de last ook uitvoeren door ervoor te zorgen dat de pasgeboren kalveren op uw bedrijf geen toegang hebben tot de roostervloeren van de ligboxenstal.
Begunstigingstermijn
U moet deze overtreding uiterlijk binnen zes weken, na dagtekening van deze last, opheffen voor wat betreft jongere kalveren gehouden in hok F.
Voorkomen van herhaling van de overtreding
Daarnaast dient u herhaling van deze overtreding, gezien de lange historie van aanhoudende
overtredingen, te voorkomen voor alle kalveren die u houdt in een stal. U kunt herhaling van de overtreding voorkomen door kalveren uitsluitend te houden in een stal met een vloer die aangepast is aan de grootte van de kalveren.
[…]
Gevaar voor herhaling
Al uit de rapporten van 27 augustus 2018 en 5 december 2018 (zie uitspraak ECLI:NL:CBB:2021:40) blijkt dat u jonge, pasgeboren kalveren houdt in, of dat deze toegang hadden tot de (ligbox-)stal met melkgevende runderen. Deze kalveren kunnen, gelet op de spleetbreedte van de roostervloer, met hun klauwtjes en poten tussen de spleten van de roosters terecht komen, waardoor de kalveren zelfs kunnen worden `ontschoend'. Hieruit blijkt dat u structureel de overtreding begaat van artikel 2.35, lid 1, van het Besluit houders van dieren.”
2.6
Op 23 januari 2024 hebben toezichthouders van de NVWA opnieuw een controle uitgevoerd en heeft de minister bestuursdwang toegepast door het meevoeren en opslaan van 18 runderen en 20 schapen van de locatie [adres 1] te [plaats] . De toezichthouders van de NVWA hebben hun bevindingen vastgelegd in het rapport van bevindingen van 15 februari 2024 (rapport III). Zij hebben daarin - voor zover hier van belang - het volgende geconstateerd:

Gezondheidsrisico
[…] Wij zagen dat links, direct achter de ligboxenstal, twee tractoren stonden. Wij zagen dat aan beide tractoren een mestmixer in de mestput bevestigd was. Wij zagen dat er om de tractor aan de zijde van hok E, omgevallen omheining met kluwen stroomdraad stond. Wij zagen dat er om de tractor aan de zijde van hok D geen omheining stond. Wij zagen dat de schapen zich door deze ontbrekende en ondeugdelijke afzetting konden bezeren en/of verwonden aan deze tractoren met mestmixers. […]
Wij zagen dat bij de tractor aan de zijde van Hok D een toegangsweg was aangelegd met grote platen. Ik, toezichthouder [naam 10] liep met overtreder [naam 2] naar deze toegangsweg toe. Het benaderen van deze toegangsweg ging met enige moeite, vanwege zware modder met een flinke zuigkracht waardoor ik mijn laarzen moest vasthouden om deze niet te verliezen. Ik zag rondom de toegangsweg en rondom deze tractor op meerdere plekken klauwafdrukken van schapen. Hieruit bleek dat hier recent schapen gelopen hadden en zij dus toegang hadden tot deze omstandigheden. Wij zagen dat de schapen geen bescherming werd geboden tegen gezondheidsrisico’s. […]
Wij zagen dat de schapen schrokken en wegrenden. Wij zagen dat ze van de loods weg renden verder het weiland in. Wij zagen dat tijdens deze vlucht twee schapen verstrikt raakten in de draden van de omheining. Wij zagen dat zij vast zaten in kluwen stroomdraad. Wij zagen dat deze schapen na enige moeite vrij kwamen. […]
Wij zagen dat niet voldaan werd aan maatregel 2 van de LOB.
[…]
Water
Wij, toezichthouders [naam 9] en [naam 10] zagen dat de situatie ten aanzien van de waterbakken onveranderd was sinds eerdere controles vanaf 2020.
[…]
Wij zagen dat in de middag, zeven van de acht runderen van Hok 8 naar Hok C werden verplaatst. Hok C werd verkleind tot een hok met zeven ligplaatsen en één blauwe automatische drinkbak. Wij zagen dat de overtreding hierdoor niet werd opgelost.
Wij zagen dat niet voldaan werd aan maatregel 7 van de LOB.
Wij zagen dat niet voldaan werd aan maatregel 8 van de LOB.
Losse/scherpe delen
Wij, toezichthouders [naam 6] , [naam 9] en [naam 10] , zagen dat halverwege Hok C een drinkemmer hing, gemonteerd aan het voerhek. Wij zagen ter hoogte van de drinkemmer een langwerpige cilinder en één losliggende baksteen op de mestroosters liggen. Wij zagen dat de runderen de cilinder en de baksteen konden bereiken en zich zo konden verwonden. Wij, toezichthouders [naam 6] , [naam 9] en [naam 10] , zagen dat kalveren uit de hokken A, F1 en F2 die op de voergang liepen, toegang hadden tot meerdere scherpe uitstekende delen vanwege stapels voorwerpen van o.a. een ladder, metalen staven en kapotte scheppen welke op de voergang lagen. Ook konden deze kalveren door een ruimte gevuld met stapels voorwerpen lopen naar het tanklokaal vanwege openstaande deuren. […]
Wij zagen dat niet voldaan werd aan maatregel 9 van de LOB.
Kalveren op de roostervloer
[…] Wij, toezichthouders [naam 6] , [naam 9] en [naam 10] , zagen bij zowel de spanbanden als het voerhek in Hok F2, dat hier een opening was die groot genoeg was voor de kalveren om te kunnen ontsnappen uit Hok F1 en Hok F2 naar Hok E en de voergang. Hieruit bleek dat de kalveren toegang hadden tot de voergang en Hok E en dat er geen zorg gedragen werd dat de kalveren niet konden ontsnappen.
[…]
Wij zagen dat niet voldaan werd aan maatregel 10 van de LOB.”
In de naar aanleiding van de controle opgestelde veterinaire verklaring van toezichthoudend dierenarts [naam 11] is, voor zover hier van belang, vermeld:
“Acht u het noodzakelijk dat er dieren worden meegevoerd en opgeslagen
in belang van de gezondheid/ het welzijn van de dieren? Zo ja, toelichten.
Antwoord: Ja, minder ingrijpende maatregelen dan meevoeren en opslaan zijn
uitvoerig opgelegd in het verleden. Hiervoor verwijs ik naar lasten en rapporten van bevindingen van eerdere inspecties. Deze maatregelen bleken onvoldoende om de houders aan te kunnen zetten tot herstel. Mijn conclusie is daarom dat de dierenwetzijnsaantastingen die niet meteen hersteld waren ertoe leiden dat de dieren, waar het over ging, moeten
worden meegevoerd en opgeslagen totdat er structureel herstel is. Dit is de enige manier om de dierenwelzijnsaantastingen bij deze dieren weg te nemen. Volgende dieren moeten worden meegevoerd en opgeslagen tot structureel herstel van dierenwelzijnsaantastingen is uitgevoerd door de houders:
1) Vier kalveren hadden geen toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden en werden gehouden op een vloer en in een behuizing die letsels of pijn konden veroorzaken;
3) Kalveren in hok A en B hadden geen toegang tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit; De manier van drinken bracht lijden/letsel toe.
6) 20 Schapen gedurende lange tijd beweidden op slecht beweidbaar land en niet voorkomen van ontsnapping;”
2.7.1
In het verzoek om een voorlopige voorziening heeft de maatschap verwezen naar het bezwaarschrift tegen het bestuursdwangbesluit. Daarin is onder andere het volgende naar voren gebracht.
2.7.2
De maatschap voert - voor zover voor deze procedure van belang - aan dat zij de in het bestuursdwangbesluit genoemde overtredingen van het Bhd niet heeft begaan. Een aantal geconstateerde feiten valt bovendien niet als overtreding aan te merken. Zo betwist de maatschap dat de automatische drinkbakken niet of nauwelijks te bedienen waren voor de runderen. Uit het rapport van bevindingen van de inspectie van 13 februari 2023 blijkt niet dat deze drinkbakken niet bedienbaar waren voor de runderen. De inspecteurs hebben enkel geconstateerd dat de runderen met hun neus zijwaarts kracht dienen uit te oefenen tegen de klepel. De runderen hadden dan ook voldoende toegang tot een toereikende hoeveelheid water. Er waren voldoende drinkbakken aanwezig. Deze runderen konden daarnaast aan hun behoefte aan water voldoen door het drinken uit de sloot. Hetzelfde geldt voor de schapen. De schapen hadden toegang tot het weiland, waar een waterbak (blauwe ton) stond. Dat de waterbak tijdens de controle leeg was, betekent niet dat de maatschap haar schapen geheel geen drinkwater heeft aangeboden. De schapen konden bovendien water drinken uit de sloot. Van een overtreding van artikel 1.7, aanhef en onder f, van het Bhd kan dan ook niet worden gesproken.
2.7.3
Verder betwist de maatschap dat de kalfjes met hun hoeven in de spleten van de roostervloer terecht konden komen. De vloer van de stal was stroef en aangepast aan het
gewicht en de grootte van de kalveren en vormde een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte. Niet is gebleken dat de spleetbreedtes zijn nagemeten en/of deze spleten te breed zijn. Op basis van de enkele stelling van de toezichthouders van de NVWA kan niet gezegd worden dat de roostervloeren van de maatschap ongeschikt zijn om jonge kalveren op te houden. Het is gebruikelijk dat kalveren op een roostervloer worden gehouden en uit de rapporten van bevindingen blijkt niet dat de spleetbreedtes te breed zijn. Ook is nergens vastgelegd wat de maximale spleetbreedtes zijn voor jongvee. Van een overtreding van artikel 2.35, eerste lid, van het Bhd kan dan ook niet worden gesproken.
2.7.4
Ten slotte voert de maatschap aan dat evenmin sprake is van overtreding van artikel
1.6, derde lid, van het Bhd. De minister stelt ten onrechte dat de maatschap haar runderen en schapen die toegang hebben tot de weilanden achter de schuur, op die weilanden geen bescherming heeft geboden tegen gezondheidsrisico’s. De toezichthouders van de NVWA konden immers niet zien dat de uitgang naar het weiland de eerste paar meter bedekt was met betonplaten met scherpe randen, waaraan de runderen zich konden bezeren, omdat uit het eerste rapport van bevindingen blijkt dat de toegangsweg naar het weiland bedekt was met zware modder. De maatschap betwist dat sprake was van losliggende betonplaten met scherpe randen waartussen een poot past. Zij wijst erop dat dit verwijt ook heeft gespeeld in een strafrechtelijke procedure en dat zij daarvan is vrijgesproken. Bovendien was tijdens de tweede controle op 21 februari 2023 de deur naar het weiland gesloten, zodat de runderen geen toegang meer hadden tot het weiland. Verder betwist de maatschap dat sprake was van scherpe delen aan onder andere een tractor, waaraan de dieren zich zouden kunnen bezeren.
De maatschap betwist verder dat sprake was van een overtreding van artikel 1.8, tweede
lid, van het Bhd. Nergens blijkt uit dat sprake was van scherpe delen aan materialen (bijvoorbeeld de badkuip) in de stal, waaraan de dieren zich zouden kunnen verwonden. Volgens de maatschap ruimt zij losse materialen altijd direct op en levert de enkele aanwezigheid van dit materiaal geen overtreding op.
3. Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4 Voor het treffen van een voorlopige voorziening is in ieder geval vereist dat sprake is van een spoedeisend belang. De maatschap heeft hierover aangevoerd dat voor de opvang van de runderen en de schapen opvangkosten worden gemaakt die per dag oplopen en die bij haar in rekening zullen worden gebracht. Ook heeft de minister laten weten dat de runderen en de schapen binnen afzienbare tijd verkocht zullen worden. Verder heeft de maatschap aangevoerd dat zij de dieren nodig heeft voor haar bedrijfsvoering. Voor zover er al sprake is van overtredingen, zouden die ter plekke kunnen worden verholpen. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de maatschap een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorziening (zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de voorzieningenrechter van het College van 26 mei 2021, ECLI:NL:CBB:2021:770, onder 5).
5.1
De gevraagde voorlopige voorziening strekt ertoe dat de meegevoerde 18 runderen en 20 schapen door de minister worden teruggegeven. In dat verband moet worden bezien of de minister deze runderen en schapen heeft mogen meevoeren. De minister heeft aan het meevoeren en opslaan van de dieren ten grondslag gelegd dat de maatschap een aantal in het bestuursdwangbesluit genoemde maatregelen niet heeft uitgevoerd. In zijn brief van 16 februari 2024 heeft de minister gespecificeerd op basis waarvan het meevoeren en opslaan is gebeurd:
“• De runderen die zijn meegevoerd uit hok A en hok B hadden onder andere geen geschikte watervoorziening. Dat dit in deze hokken wel noodzakelijk is en de huidige situatie het dierenwelzijn in gevaar brengt, is al vanaf 2018 bij u aangegeven. Voor het herstellen van deze situatie zijn grootschalige montage- en constructiewerkzaamheden in de stal nodig. Daardoor ben ik van mening dat het meevoeren en opslaan van de dieren minder ingrijpend is, dan het laten uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de stal welke mogelijk bijkomende
werkzaamheden met zich mee kunnen brengen, een lange tijd kunnen duren en mogelijk meer kosten met zich mee brengen. Daarnaast was er op het bedrijf geen andere geschikte plek beschikbaar waar deze dieren tijdelijk konden worden gestald.
• De kalveren uit de hokken A, F1 en F2 werden onder andere gehouden in onvoldoende veilige en geschikte huisvesting. Voor herstel van deze huisvesting zijn ingrijpende aanpassingen nodig aan het. hekwerk van de vaste behuizing. Het aanpassen van de gebrekkige huisvesting van deze kalveren, kon niet op korte termijn gerealiseerd worden. Ook voor deze dieren was het niet mogelijk een geschikte andere huisvesting te maken op het bedrijf.
• Voor de schapen was zowel in het weiland als in het hok onder andere sprake van uitstekende en scherpe delen. Er zijn voor het opheffen van deze overtredingen grootschalige ingrijpende aanpassingen nodig, zoals een stevig maatregelen hekwerk, terrein zonder scherpe zware betonplaten en een schone en droge ligplaats om deze dieren op een juiste wijze te kunnen huisvesten.”
Om de vraag te kunnen beantwoorden of de minister de dieren heeft mogen meevoeren is allereerst van belang of het bestuursdwangbesluit, voor zover het meevoeren van de dieren daarop is gebaseerd, naar verwachting in rechte zal kunnen standhouden. Het gaat daarbij om de volgens de minister niet uitgevoerde maatregelen 2, 7, 8, 9 en 10 uit het bestuursdwangbesluit.
5.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat de minister aan het bestuursdwangbesluit de twee rapporten van bevindingen van 1 mei 2023 (rapporten I en II) ten grondslag heeft gelegd. Als uitgangspunt geldt dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.3
Volgens de rapporten I en II hebben de toezichthouders onder andere geconstateerd dat de automatische drinkbakken, die bedoeld zijn als drinkwatervoorziening voor de runderen die gehouden worden in de ligboxenstal, niet goed toegankelijk en bedienbaar zijn voor de runderen, zodat door de wijze van toediening onnodig lijden of letsel werd veroorzaakt en de runderen bovendien geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoeften aan water konden voldoen. Verder hebben de toezichthouders geconstateerd dat kalveren uit hok F ontsnapten en zowel op de roostervloer van de ligboxenstal in hok E als op de voergang liepen. Zij constateerden dat de kalveren op de roostervloer met hun klauwtjes in de spleten van de roostervloer konden zakken waardoor ze zich konden verwonden. De runderen en schapen op de locatie liepen daarnaast gezondheidsrisico’s doordat in de behuizing en het weiland waar zij toegang tot hadden, materialen met scherpe onderdelen aanwezig waren, waar zij zich aan konden bezeren.
5.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de minister terecht vastgesteld dat de maatschap - voor zover hier van belang - in elk geval de artikelen 1.6, derde lid, 1.7, aanhef en onder f, 2.4, zevende lid en 2.35, eerste lid, van het Bhd heeft overtreden, zodat de minister bevoegd was om hiertegen handhavend op te treden. De voorzieningenrechter betrekt bij dit oordeel dat de in de rapporten van bevindingen gedetailleerd beschreven bevindingen worden ondersteund door de hierbij gevoegde veterinaire verklaring van de dierenarts van
26 april 2023 en de bij die toezichtrapporten gevoegde foto’s. De minister heeft aan de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts doorslaggevende betekenis mogen toekennen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van overtredingen. De maatschap betwist weliswaar de overtredingen te hebben begaan, maar zij heeft haar stellingen onvoldoende concreet onderbouwd. Hieronder, bij de bespreking van de constateringen bij de controle van 23 januari 2024, waarop het daadwerkelijk meevoeren van de dieren is gebaseerd, gaat de voorzieningenrechter op onderdelen gedetailleerder in op de vraag of daaruit terecht is afgeleid dat de overtredingen niet zijn beëindigd. De situatie op 23 januari 2024 is volgens partijen immers niet wezenlijk gewijzigd ten opzichte van de situatie ten tijde van het nemen van het bestuursdwangbesluit. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat uit de in het bestuursdwangbesluit bij de maatregelen gegeven toelichting voldoende duidelijk blijkt wat van de maatschap werd verwacht. De voorzieningenrechter ziet in de last geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de last niet duidelijk of onvoldoende gemotiveerd is en verder gaat dan noodzakelijk is om de overtredingen te beëindigen. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat het bestuursdwangbesluit, voor zover dat betrekking heeft op de genoemde overtredingen, in rechte stand zal kunnen houden.
5.5
Toezichthouders van de NVWA hebben tijdens hun controle op 23 januari 2024 geconstateerd dat de maatschap de in het bestuursdwangbesluit vastgestelde overtredingen niet heeft beëindigd. Uit rapport III blijkt dat de toezichthouders hebben geconstateerd dat de situatie ten aanzien van de waterbakken sinds de eerdere controles onveranderd was. Uit de verklaring van dierenarts [naam 11] van 15 februari 2024 blijkt dat de kalveren in hok A en B geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit. De dierenarts zag dat een kalf likkend water opnam uit de drinkwatervoorziening. Het kalf kwam met de schouder en nek tot tegen de stang van het voerhek aan en met zijn voorpoten tot de onderste stang van het voerhek tijdens het likken van het water. De dierenarts verklaart dat het kalf een stevige inspanning moest leveren om de kop zo te houden dat het water kon oplikken. Dit zorgde voor fysiek ongerief en mogelijk pijn bij het kalf. De dierenarts verklaart verder dat runderen in normale omstandigheden drinken door de muil helemaal in het water te brengen en vervolgens het water op te zuigen met hun lippen. Water oplikken is dus afwijkend gedrag. Volgens de dierenarts kon dit kalf fysiek niet bij de drinkbak om zijn muil in het water te steken en kon het kalf ook de klepel, die het water doet stromen, niet indrukken. Ter zitting heeft de minister nog toegelicht dat de drinkbakken die met een knop bediend moeten worden evenmin geschikt zijn als drinkwatervoorziening, omdat de runderen de knop, ter grootte van een euromunt, met de weke delen van hun neus moeten indrukken, wat een puntbelasting veroorzaakt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn deze manieren om water toe te dienen zodanig dat onnodig lijden wordt toegebracht. De minister heeft dan ook terecht vastgesteld dat de maatschap de in het bestuursdwangbesluit opgelegde maatregelen 7 en 8 niet heeft uitgevoerd.
5.6.1
Uit rapport III blijkt daarnaast dat toezichthouders op 23 januari 2024 hebben geconstateerd dat halverwege hok C een drinkemmer was gemonteerd aan een voerhek. Ter hoogte van de drinkemmer zagen de toezichthouders een langwerpige cilinder en een losliggende baksteen op de mestroosters liggen, waaraan de runderen zich konden verwonden. Verder zagen de toezichthouders dat de kalveren uit de hokken A, F1 en F2 op de voergang liepen, waar zij zich konden bezeren aan meerdere scherpe uitstekende materialen die op de voergang lagen, zoals een ladder, metalen staven en kapotte scheppen. Ook konden deze kalveren via openstaande deuren door een ruimte gevuld met stapels voorwerpen naar het tanklokaal lopen. De minister heeft op grond van deze bevindingen geconcludeerd dat sprake is van een overtreding van artikel 1.8, tweede lid, van het Bhd en dat de maatschap daarmee de in het bestuursdwangbesluit opgelegde maatregel 9 niet heeft nageleefd. De voorzieningenrechter betwijfelt of de maatschap daarmee artikel 1.8, tweede lid, van het Bhd heeft overtreden, omdat dit artikel ziet op behuizingen van dieren, die zo moeten zijn ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en geen scherpe randen of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan verwonden. In dit geval vloeien de gezondheidsrisico’s voor de dieren niet voort uit het ontwerp, de constructie of het onderhoud van de behuizing waarin de dieren worden gehouden, maar uit losliggende materialen. Die vallen niet onder de reikwijdte van artikel 1.8, tweede lid van het Bhd (zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van het College van 22 maart 2018, ECLI:NL:CBB:2018:124). Niettemin ziet de voorzieningenrechter geen reden om voor dit punt een voorlopige voorziening te treffen, omdat niet is uitgesloten dat de grondslag van deze overtreding door de minister in zijn besluit op bezwaar nog kan worden aangepast.
5.6.2
Uit rapport III blijkt verder dat toezichthouders op 23 januari 2024 zagen dat één van de maten van de maatschap een enkele weken jong roodbont stierkalf vanuit hok E verplaatste naar hok F2. Ook zagen zij dat de andere maat van de maatschap een ontsnapt, enkele weken jong roodbont stierkalf vanaf de voergang verplaatste naar hok A. De toezichthouders constateerden dat in het voerhek bij de hokken F1 en F2 openingen zaten die groot genoeg waren voor de kalveren om uit de hokken te ontsnappen. De omstandigheid dat de kalveren uit de hokken konden ontsnappen betekende dat de kalveren niet alleen toegang hadden tot de voergang, maar ook tot de roostervloer in hok E, waar de melkgevende runderen waren gehuisvest. De maatschap heeft ter zitting ook erkend dat het voor de kalveren mogelijk was om op de roostervloer te komen. Deze kalveren konden, gelet op de spleetbreedte van de roostervloer, met hun klauwtjes en poten tussen de spleten van de roosters terecht komen, waardoor de kalveren zelfs kunnen worden “ontschoend”. Ook de toezichthoudend dierenarts heeft op 23 januari 2024 geconstateerd dat de kalveren op een vloer konden komen die pijn of letsel kon veroorzaken, omdat zij vast konden komen te zitten in de roostergaten, wat tot verwondingen en mogelijk ontschoening van de klauw kan leiden (zie ook de uitspraak van het College van 19 januari 2021, ECLI:NL:CBB:2021:40). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de maatschap niet aannemelijk gemaakt dat deze constateringen onjuist zijn. De enkele verwijzing naar het DLV Advies van 20 juli 2023 is daarvoor in elk geval onvoldoende, omdat daaruit niet blijkt dat de klauwtjes van deze specifieke kalveren groot genoeg waren in verhouding tot de spleetbreedte van de roostervloer. Gelet hierop heeft de minister terecht vastgesteld dat de overtreding van artikel 2.35, eerste lid, van het Bhd niet was beëindigd en dat de maatschap daarmee de in het bestuursdwangbesluit opgelegde maatregel 10 niet heeft uitgevoerd.
5.7
Ten slotte blijkt uit rapport III dat de maatschap de overtreding van artikel 1.6, derde lid van het Bhd op 23 januari 2024 niet had beëindigd en daarmee de in het bestuursdwangbesluit opgelegde maatregel 2 evenmin heeft uitgevoerd. Toezichthouders zagen en telden dat er buiten in het weiland achter de ligboxenstal, aan de linkerzijde, in totaal 20 schapen liepen. Zij zagen dat er een omheining stond die tussen de ligboxenstal en loods gemaakt was. Deze omheining liep achter de loods door naar de sloot. De omheining bestond uit metalen stroomdraad en hing op enkele plekken los en gekluwd over de grond. Op meerdere plekken in het weiland lagen losliggende stenen, scherven en andere bouwmaterialen. Buiten de omheining en tussen de ligboxenstal en loods op het erf zagen de toezichthouders pootafdrukken van schapen tussen losliggende bouwmaterialen. Hierdoor was het duidelijk dat de schapen uit deze omheining konden ontsnappen en toegang hadden tot het erf buiten de omheining. Verder zagen de toezichthouders dat direct achter de ligboxenstal, twee tractoren met mestmixers stonden, waarbij de omheining ofwel ontbrak dan wel was omgevallen, waardoor de schapen zich konden bezeren en/of verwonden aan deze tractoren met mestmixers. Toen de schapen schrokken en wegrenden zagen de toezichthouders dat twee van de schapen verstrikt raakten in de draden van de omheining, vast kwamen te zitten in kluwen stroomdraad en pas na enige moeite weer vrij kwamen. De bevindingen van de toezichthouders worden bevestigd door de veterinaire verklaring van de toezichthoudend dierenarts [naam 11] , die nog opmerkt dat de schapen ook binnen niet werden beschermd tegen gezondheidsrisico’s door het gebruik van pallets met scherpe delen in het schapenhok. De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat op het bedrijf van de maatschap sprake was van onveilige en risicovolle omstandigheden voor de schapen (zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van het College van 13 september 2022, ECLI:NL:CBB:2022:617).
5.8
Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de minister geen minder vergaande manier van handhaving restte en dat het daarom aangewezen was om de dieren mee te voeren en op te slaan. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat de maatschap een lange handhavingshistorie kent en blijft volharden in de niet-naleving van dierenwelzijnsregels. De minister heeft bovendien niet alle dieren meegevoerd en opgeslagen, maar alleen de dieren die niet elders op het bedrijf van de maatschap konden worden gehuisvest. De maatschap heeft weliswaar ter zitting aangevoerd dat de schapen in een wei op een andere locatie hadden kunnen worden ondergebracht, maar zij heeft dat ten tijde van het meevoeren van de dieren niet tegen de toezichthouders gezegd, zodat die mogelijkheid hen niet bekend was. Ter zitting is bovendien niet duidelijk geworden waar de wei zich precies bevond en of die geschikt was voor de meegevoerde schapen. Dat de minister naast de kalveren ook de moederdieren heeft meegevoerd is te billijken, omdat dit van belang is voor het dierenwelzijn. De extra kosten die dit met zich mee brengt voor de maatschap kunnen door de minister eventueel worden betrokken bij het kostenverhaal.
5.9
Gelet op het vorenstaande zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
5.1
De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.W. Aerts, in aanwezigheid van mr. I.S. Post, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.
w.g. J.L.W. Aerts De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
Bijlage: Wettelijk kader
Artikel 1.6. Houden van dieren
1. De bewegingsvrijheid van een dier wordt niet op zodanige wijze beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht.
2. Een dier wordt voldoende ruimte gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften.
3. Een dier wordt, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, bescherming geboden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico’s en zo nodig roofdieren.
4. De houder van een dier dat in een gebouw of kooi wordt gehouden, draagt er zorg voor dat het dier daaruit niet kan ontsnappen.
Artikel 1.7. Verzorgen van dieren
Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:
[…]
f. toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan voldoen;
[…].
Artikel 1.8. Behuizing
1. Een ruimte waarin een dier wordt gehouden, wordt voldoende verlicht en verduisterd om aan de ethologische en fysiologische behoeften van het dier te voldoen.
2. Behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en inrichtingen voor de beschutting voor een dier zijn op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en bevatten geen scherpe randen of uitsteeksels waaraan het dier zich kan verwonden.
3. In de ruimte waarin een dier wordt gehouden, worden geen materialen en, in voorkomend geval, bodemdekking gebruikt die ongeschikt of schadelijk zijn voor het dier.
4. De materialen, bedoeld in het derde lid, kunnen eenvoudig worden gereinigd en ontsmet.
Artikel 2.4. Verzorging van productiedieren
[…]
7. Het toegediende voer en drinken alsmede de wijze van toediening brengen het dier geen onnodig lijden of letsel toe.
Artikel 2.35. Vloer
1. De vloer van een stal is stroef en aangepast aan het gewicht en de grootte van de kalveren en vormt een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de eigenschappen van de vloer.