Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2018 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
(…) Vier van de vijf paarden en de twee geiten stonden in een kale weide. Zij zagen dat er in deze weide een stal stond met een overkapping. Zij zagen dat er onder deze overkapping zeer veel mest lag. Mochten de dieren willen schuilen tegen het weer dan moeten zij in deze mest gaan staan of liggen. De stal was dicht dan wel afgesloten en er was geen andere mogelijkheid voor dieren om te schuilen. Zij zagen dat ook buiten de overkapping zeer veel mest op de grond lag. (…)
Verder zagen zij dat er zich, naast deze weide, nog een weide bevond welke niet kaal was. Zij zagen dat er zich in deze weide één paard bevond. Zij zagen dat deze weide bezaaid was met voorwerpen welke niet meer gebruikt worden en derhalve als afval betiteld kunnen worden. Zij zagen dat er ook voorwerpen waren waaraan het paard zich zou kunnen verwonden. (…) Dit paard had tevens geen schuilmogelijkheid tegen weersomstandigheden.
(…)
Overtredingen:
2. Verwijder de los in het weiland en op het erf liggende materialen (o.a. de wikkels van hooibalen, afval, betonpuin e.d.), zodat de materialen geen verwondingen of beschadigingen kunnen veroorzaken bij de aanwezige dieren.”
Appellante heeft naar het oordeel van het College voornoemde bevindingen in het toezichtrapport en de toelichting van verweerder ter zitting onvoldoende onderbouwd weersproken, bijvoorbeeld met een verklaring van een dierenarts dan wel andere bewijsstukken waaruit zou moeten worden afgeleid dat de aangetroffen hygiënische omstandigheden de gezondheid en het welzijn van haar dieren niet beïnvloeden. Het betoog van appellante dat haar dieren alleen in extreme weersomstandigheden een schuilmogelijkheid nodig hebben en dat er altijd wel wat mest ligt bij de stal, doet niet af aan de aanzienlijke hoeveelheid mest die twee dagen achter elkaar is geconstateerd bij de stal met overkapping en het gezondheidsrisico dat dit met zich brengt voor de betreffende dieren.
3 november 2016 door (dieren)agent(en) is vastgesteld dat de vier paarden en twee geiten van appellante uit een baal met stro aan het eten waren waar nog plastic omheen zat en waarbij het plastic was aangevreten. Deze constateringen worden ondersteund door de bij het toezichtrapport gevoegde foto’s.
tweede lid, van het Bhd is naar het oordeel van het College duidelijk dat deze bepaling betrekking heeft op een bouwkundige constructie, waartoe een weide niet kan worden gerekend. Dit betekent dat verweerder ten onrechte heeft vastgesteld dat met betrekking tot de in de weide aangetroffen voorwerpen sprake is van overtreding van artikel 1.8, tweede lid, van het Bhd.