In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 16 januari 2024, betreft het een beroep van een onderneming tegen de afwijzing van haar aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat het omzetverlies van de onderneming niet voldeed aan de eis van minimaal 30% ten opzichte van de referentieperiode. De onderneming stelde dat de minister bij de berekening van het omzetverlies onjuiste omzetcijfers had gebruikt en dat de financiële administratie een groter omzetverlies aantoonde dan de aangiften omzetbelasting. Het College oordeelde dat de minister terecht de omzetgegevens van de Belastingdienst als uitgangspunt had genomen, aangezien deze gegevens overeenkwamen met de aangiften omzetbelasting van de onderneming. Het College concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat het vastgestelde omzetverlies van 16,6% niet voldeed aan de vereiste van 30%. Het College vernietigde het bestreden besluit vanwege ondeugdelijke motivering, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat een nieuwe beslissing op bezwaar niet tot een andere uitkomst zou leiden. De minister werd veroordeeld in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 2.625,- en moest het betaalde griffierecht van € 365,- vergoeden.