In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het hoger beroep van [naam 1] B.V., een slachterij, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De slachterij was eerder beboet door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanwege een overtreding van de Wet dieren en de bijbehorende EU-verordening, waarbij een karkas zichtbaar verontreinigd was met uitwerpselen. De inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 24 augustus 2018 leidde tot een rapport van bevindingen, waarin werd vastgesteld dat de slachterij niet adequaat had gehandeld door de verontreiniging niet onmiddellijk te verwijderen. De minister legde een boete op van € 5.000,-, die werd verhoogd vanwege recidive, aangezien de slachterij eerder was beboet voor een soortgelijke overtreding. De rechtbank verklaarde het beroep van de slachterij ongegrond, waarop de slachterij in hoger beroep ging. Het College oordeelde dat de minister terecht de overtreding had vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Wel werd de boete gematigd met 10% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uiteindelijke boete werd vastgesteld op € 4.500,-.