ECLI:NL:RBROT:2021:4431
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan eiseres voor overtreding van de Wet dieren en Verordening 853/2004
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiseres, een onderneming gevestigd in Dordrecht, kreeg op 15 maart 2019 een boete van € 5.000,- opgelegd wegens overtreding van voorschriften uit de Wet dieren. De overtreding betrof fecale bezoedeling van een karkas, dat niet onmiddellijk was verwijderd door bijsnijden of een andere behandeling. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 27 november 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen aanvullende stukken over te leggen. De toezichthouder had op 24 augustus 2018 tijdens een inspectie geconstateerd dat een karkas zichtbaar verontreinigd was met fecale stoffen. Eiseres betwistte de overtreding en stelde dat het rapport van bevindingen niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij verweerder lag en dat het rapport voldoende bewijs bood voor de overtreding.
De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat eiseres de overtreding had begaan en dat de hoogte van de boete niet onredelijk was. Eiseres had eerder al een boete ontvangen voor een soortgelijke overtreding, wat de verhoging van de boete rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.