ECLI:NL:CBB:2023:691
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding en subsidievaststelling in het kader van COVID-19 steunmaatregelen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 december 2023, zaaknummer 22/1604, staat de vaststelling van een subsidie voor een onderneming centraal. De onderneming, die een kledingwinkel exploiteert, had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de subsidie vastgesteld op € 0,- omdat het omzetverlies van de onderneming in dat kwartaal slechts 23,5% bedroeg, terwijl minimaal 30% vereist was. De onderneming was het niet eens met deze beslissing en had beroep ingesteld, stellende dat de referentieperiode niet realistisch was door de opening van een tweede vestiging na de referentieperiode.
De minister verdedigde zijn besluit door te stellen dat de gegevens van de Belastingdienst aantonen dat de onderneming niet voldeed aan de subsidiecriteria. Het College oordeelde dat de minister terecht de subsidie op nihil had vastgesteld, aangezien de TVL geen mogelijkheid biedt om af te wijken van de referentieperiode. Het College benadrukte dat het openen van een extra vestiging geen uitzonderlijke omstandigheid is die een uitzondering op de regels rechtvaardigt. Bovendien werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,- voor immateriële schade aan de onderneming.
De uitspraak bevestigt de strikte toepassing van de subsidiecriteria en de noodzaak voor ondernemers om aan de gestelde voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor financiële steun. De beslissing van het College onderstreept ook het belang van een tijdige en zorgvuldige behandeling van bezwaar- en beroepsprocedures.