In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 mei 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 11 juni 2019. De verzoeker, een accountant, had een herzieningsverzoek ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak waarin zijn klacht tegen andere accountants ongegrond was verklaard. De Wet tuchtrechtspraak accountants biedt geen mogelijkheid tot herroeping of herziening van uitspraken van het College, behalve in specifieke gevallen waarin een maatregel is opgelegd. De verzoeker heeft zich beroepen op artikelen van het EVRM en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, maar het College oordeelt dat het Handvest niet van toepassing is in deze zaak. Het College stelt vast dat de accountantstuchtrechtelijke procedure niet gericht is op de vaststelling van burgerlijke rechten van de klagende partij, en dat de tuchtmaatregelen niet tegen hem gericht zijn. Het College concludeert dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is, omdat de procedure niet voldoet aan de vereisten van het EVRM en er geen vergelijkbare gevallen zijn in andere tuchtrechtelijke systemen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rechtszekerheid in tuchtprocedures en het belang van het beëindigen van dergelijke procedures na een definitieve uitspraak.