ECLI:NL:CBB:2017:71

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
15/316
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven inzake tuchtrecht accountants

In deze zaak heeft verzoeker op 30 augustus 2011 een klacht ingediend tegen verschillende accountants die werkzaam zijn bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT). De accountantskamer heeft deze klachten op 11 juni 2012 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep aangetekend, maar dit werd op 4 november 2014 door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven eveneens ongegrond verklaard. Op 29 januari 2015 heeft verzoeker verzocht om herroeping of herziening van de uitspraak van het College van 4 november 2014, wat hij later heeft aangevuld met meerdere brieven.

De behandeling van het verzoek vond plaats op 19 april 2016, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De betrokken accountants waren ook aanwezig met hun gemachtigden. De betrokkenen hebben een schriftelijke reactie ingediend en hebben geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Het College heeft vastgesteld dat de Wet tuchtrechtspraak accountants geen mogelijkheid biedt voor herroeping of herziening van een uitspraak van het College. Dit geldt ook voor andere relevante wetten, hoewel enkele tuchtrechtelijke colleges in bepaalde gevallen herziening mogelijk achten.

Het College heeft geconcludeerd dat, ondanks het ontbreken van een wettelijke regeling, in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht. Echter, omdat verzoeker oorspronkelijk klager is en er geen maatregel is opgelegd in de eerdere uitspraak, heeft het College besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 21 maart 2017 door een meervoudige kamer van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/316
20150
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2017 op het verzoek tot herroepingdan wel herziening van:

[naam 1] , te [plaats] , verzoeker.

1. Verzoeker heeft op 30 augustus 2011 een klacht ingediend tegen [naam 2] RA,
[naam 3] RA en [naam 4] RA (betrokkenen), allen werkzaam bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT). De accountantskamer heeft bij uitspraken van 11 juni 2012 (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0266, ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0267 en ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0268) deze klachten ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 november 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:421) heeft het College het hoger beroep van verzoeker tegen deze uitspraken ongegrond verklaard.
2. Bij brief van 29 januari 2015 heeft verzoeker verzocht om herroeping dan wel herziening van de uitspraak van het College van 4 november 2014. Bij brief van 25 maart 2015 heeft verzoeker dit verzoek aangevuld. Bij brief van 16 december 2015 heeft verzoeker opnieuw verzocht om herroeping dan wel herziening van de uitspraak.
Betrokkenen hebben een schriftelijke reactie ingediend. Zij concluderen tot afwijzing
van het verzoek.
3. Het verzoek is, tezamen met de zaken met procedurenummers 14/442, 14/513,15/328 en 15/846, behandeld ter zitting op 19 april 2016. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast. Ook betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden (mr. S.A.G. Hoogeveen en mr. W. van Eekhout).
4.1
Het College stelt voorop dat de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) niet voorziet in de mogelijkheid van herroeping of herziening van een uitspraak van het College op een hoger beroep van een uitspraak van de accountantskamer. Ook de Wet op de Registeraccountants en de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 voorzagen niet
in die mogelijkheid. Ook in andere tuchtproceswetten ontbreekt veelal een wettelijke regeling op dit punt. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en de Rijksoctrooiwet 1995 is wel een regeling met betrekking tot herziening opgenomen.
4.2
Enkele tuchtrechtelijke colleges, zoals het veterinair beroepscollege, het hof van discipline en (de notariskamer van) het gerechtshof Amsterdam hebben, ondanks het ontbreken van een wettelijke regeling, herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak in bepaalde gevallen mogelijk geacht. Zij zijn daarbij echter niet eensluidend ten aanzien van de omvang en de gronden voor toepassing van een dergelijk bijzonder rechtsmiddel.
4.3
Ook het College is thans van oordeel dat de algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht meebrengen dat in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak. Het College ziet aanleiding om ten aanzien van de omvang en de gronden voor toepassing van dit bijzondere rechtsmiddel aansluiting te zoeken bij de in artikel 52 van de Wet BIG en artikel 23 van het Tuchtrechtbesluit BIG opgenomen regeling, die ook artikel 7.1 van het ambtelijk concept van de Kaderwet tuchtprocesrecht (2010) mede tot voorbeeld heeft gediend. Dit betekent, voor zover thans van belang, dat slechts door degene over wie was geklaagd herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak waarbij een maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wtra is opgelegd.
4.4
Nu verzoeker oorspronkelijk klager is en bij de uitspraak van het College van 4 november 2014 geen maatregel is opgelegd dient het verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing

Het College verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A.J. van Lierop, mr. H.S.J. Albers en mr. P.M. van der Zanden, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Plouvier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. J.M.T. Plouvier