In deze zaak heeft verzoeker op 30 augustus 2011 een klacht ingediend tegen verschillende accountants die werkzaam zijn bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT). De accountantskamer heeft deze klachten op 11 juni 2012 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep aangetekend, maar dit werd op 4 november 2014 door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven eveneens ongegrond verklaard. Op 29 januari 2015 heeft verzoeker verzocht om herroeping of herziening van de uitspraak van het College van 4 november 2014, wat hij later heeft aangevuld met meerdere brieven.
De behandeling van het verzoek vond plaats op 19 april 2016, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De betrokken accountants waren ook aanwezig met hun gemachtigden. De betrokkenen hebben een schriftelijke reactie ingediend en hebben geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Het College heeft vastgesteld dat de Wet tuchtrechtspraak accountants geen mogelijkheid biedt voor herroeping of herziening van een uitspraak van het College. Dit geldt ook voor andere relevante wetten, hoewel enkele tuchtrechtelijke colleges in bepaalde gevallen herziening mogelijk achten.
Het College heeft geconcludeerd dat, ondanks het ontbreken van een wettelijke regeling, in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht. Echter, omdat verzoeker oorspronkelijk klager is en er geen maatregel is opgelegd in de eerdere uitspraak, heeft het College besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 21 maart 2017 door een meervoudige kamer van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.