ECLI:NL:CBB:2023:205
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 door het College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 april 2023, zaaknummer 22/383, werd de aanvraag van [naam 1] B.V. voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021 beoordeeld. De minister van Economische Zaken en Klimaat had eerder de aanvraag afgewezen, omdat [naam 1] niet tijdig een accountantsproduct had aangeleverd. Na bezwaar werd de aanvraag heroverwogen en werd een subsidie van € 141.001,82 verleend. [naam 1] was van mening dat de aanvraag als groepsaanvraag behandeld had moeten worden, omdat zij onderdeel uitmaakte van een groep van verbonden ondernemingen. De minister stelde echter dat de aanvraag enkel op naam van [naam 1] kon worden ingediend, conform de regels van de TVL.
Tijdens de zitting op 12 januari 2023 werd het standpunt van [naam 1] verder toegelicht, waarbij werd aangevoerd dat de omzetgegevens van de Belastingdienst niet de werkelijke situatie weergaven, gezien de gebruikelijke praktijk van vooruit factureren in de sector. De minister verdedigde zijn standpunt door te stellen dat de TVL enkel ruimte biedt voor afwijkingen van de aangifte omzetbelasting als deze onjuist is, wat in dit geval niet aan de orde was. Het College oordeelde dat de minister terecht de omzetgegevens van [naam 1] had gehanteerd en dat de aanvraag niet als groepsaanvraag behandeld hoefde te worden. Het beroep van [naam 1] werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.