Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister
de Staat der Nederlanden, (minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Overwegingen
e-mail van 25 juni 2020 het volgende bericht:
(…) Onze afdeling Juridische Zaken handelt uw bezwaar af en zij zullen uiteindelijk de beslissing nemen of uw beschikking kan worden teruggedraaid.
(…)”
(…)”
[naam 3] en verzonden naar het correspondentieadres, heeft de minister deze tot en met 29 juli 2020 in de gelegenheid gesteld om een machtiging, ondertekend door een daartoe bevoegd persoon, in te dienen, waaruit blijkt dat hij gerechtigd is om namens de aanvrager een bezwaarschrift in te dienen. Daarbij heeft de minister erop gewezen dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard indien van deze herstelmogelijkheid geen of onvoldoende gebruik wordt gemaakt. De minister heeft op deze brief geen reactie gekregen.
U heeft niet aangetoond dat u gemachtigd bent om namens de aanvrager bezwaar
(…)”
[naam 3] van [naam 2] . In het bezwaarschriftformulier wordt verklaard dat [naam 2] gemachtigd is door appellante. Een dergelijke machtiging is niet overgelegd, ondanks dat hier een termijn van vier weken is geboden en evenmin nadat [naam 2] bij brief van 2 september 2020 is aangezegd dat de reactietermijn is verstreken en er een beslissing zal volgen. Er is door appellante geen reden of verklaring gegeven die het verzuim verschoonbaar maakt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een schadevergoeding van € 1.000,-;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 354,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.674,-.