In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 januari 2021. Appellante, een erkend intermediair en transportbedrijf dat dierlijke meststoffen exporteert, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij een bestuurlijke boete van € 600,- was opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet. De minister had vastgesteld dat appellante meermaals de administratieve voorschriften bij het vervoer van meststoffen had overtreden en had haar onder verscherpt toezicht geplaatst. Het College oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen zonder appellante de mogelijkheid te bieden een zienswijze in te dienen, aangezien de boete meer dan € 340,- bedroeg. Het College vernietigde de aangevallen uitspraak en herzag de hoogte van de boete tot € 120,-. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 4.118,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het opleggen van bestuurlijke boetes en de waarborgen die gelden voor de betrokkenen.