Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
7 oktober 2015 verleend en op grond daarvan mag zij 105 melk- en kalfkoeien en 65 stuks jongvee houden.
Getuigen
Startersregeling
1 januari 2014 en 2 juli 2015 is gestart met de melkproductie. Appellante komt ook niet in aanmerking voor de uitzondering van artikel 72, zesde lid, van het Uitvoeringsbesluit, omdat zij niet voldoet aan de in die bepaling vermelde voorwaarde dat er op 2 juli 2015 vrouwelijk jongvee voor de melkveehouderij werd gehouden op het bedrijf. Dat appellante op de peildatum nog geen vee hield en nog geen melk produceerde omdat zij haar bedrijf toen aan het omschakelen was naar een biologische productiewijze, leidt niet tot een ander oordeel. De wetgever heeft de regeling voor knelgevallen bewust beperkt gehouden, mede om te voorkomen dat de benodigde generieke korting groter zou uitvallen. Artikel 72 van het Uitvoeringsbesluit laat geen ruimte om de startersregeling op appellante van toepassing te verklaren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Evenredigheidsbeginsel
23 maart 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:330) is de keuze van appellante om het bedrijf niet direct na aankoop vol te zetten met runderen begrijpelijk en kan haar redelijkerwijs niet worden tegengeworpen dat zij op de peildatum nog geen dieren hield. Deze keuze heeft echter zeer nadelige gevolgen voor appellante gehad: zij heeft geen fosfaatrechten toegekend gekregen. Vaststaat dat als appellante geen ontheffing krijgt, haar bedrijf failliet gaat. Zij heeft dus een zeer zwaarwegend belang bij het verkrijgen van een ontheffing.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit gegrond;
- vernietigt het vervangingsbesluit;
- herroept het primaire besluit;
- verleent aan appellante een ontheffing om op haar bedrijf in een kalenderjaar tot maximaal 2.237 kg fosfaat aan dierlijke meststoffen met melkvee te produceren zonder daarvoor over fosfaatrechten te beschikken;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde vervangingsbesluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.979,50.