In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap [naam 1] & [naam 2] en de minister voor Klimaat en Energie. De zaak betreft de afwijzing van een herzieningsverzoek door de minister met betrekking tot de intrekking van een subsidie die eerder was verleend op basis van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Besluit SDE). De minister had op 16 maart 2020 de subsidie ingetrokken, omdat de activiteiten waarvoor de subsidie was verleend niet of niet geheel hadden plaatsgevonden. Appellante had in 2018 een subsidieaanvraag ingediend voor een zonnepanelenproject, maar had nagelaten om tijdig wijzigingen in de intermediair door te geven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
De minister heeft het herzieningsverzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van evidente onredelijkheid en omdat appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het intrekkingsbesluit. Het College oordeelde dat de minister zich terecht had gebaseerd op de informatie van de intermediair en dat appellante verantwoordelijk was voor het doorgeven van wijzigingen. Het College concludeerde dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van subsidieaanvragers om wijzigingen in hun vertegenwoordiging tijdig door te geven en bevestigt de noodzaak van rechtszekerheid en doelmatig bestuur in het bestuursrecht.