In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen Sioux Lime B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten die zijn verstrekt op basis van de Subsidieregeling Energie en Innovatie. De minister had bij besluit van 1 april 2016 de subsidie ambtshalve vastgesteld op nihil en de onverschuldigd betaalde voorschotten teruggevorderd. Dit besluit volgde op een eerdere subsidieverlening voor het project 'Green Grid', waarbij Sioux Lime B.V. deel uitmaakte van een samenwerkingsverband dat subsidie had aangevraagd.
De appellante, Sioux Lime B.V., stelde dat zij niet op de hoogte was van de verleende subsidie en dat er formeel geen samenwerkingsverband was. Echter, het College oordeelde dat de gevolmachtigde van Sioux Lime B.V. de penvoerder had gemachtigd om de subsidieaanvraag in te dienen, waardoor Sioux Lime B.V. als deelnemer aan het samenwerkingsverband werd beschouwd. Het College concludeerde dat de minister terecht de subsidie op nihil had vastgesteld, omdat Sioux Lime B.V. geen activiteiten had verricht in het kader van het project en er niet aan de subsidievoorwaarden was voldaan.
Het beroep van Sioux Lime B.V. werd ongegrond verklaard, en het College oordeelde dat de terugvordering van het aan Sioux Lime B.V. toegekende deel van de voorschotten gerechtvaardigd was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.