ECLI:NL:CBB:2022:255
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting op GLB-inkomenssteun wegens nalatigheid in schapenbescherming
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een schapenhouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over een opgelegde randvoorwaardenkorting van 3% op de GLB-inkomenssteun voor het jaar 2020. De minister heeft deze korting opgelegd omdat de schapenhouder zich niet heeft gehouden aan de randvoorwaarde dat dieren beschermd moeten worden tegen slechte weersomstandigheden. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA), waarin werd vastgesteld dat 23 schapen op een warme dag zonder schaduw stonden en last hadden van hittestress.
De schapenhouder is in beroep gegaan tegen deze beslissing, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 17 maart 2022 geoordeeld dat de minister de korting terecht heeft opgelegd. Het College heeft de relevante wetgeving en de omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De regels omtrent de bescherming van dieren zijn duidelijk en de minister is verplicht om kortingen op de EU-subsidies op te leggen als deze regels worden overtreden.
Het College heeft vastgesteld dat de schapenhouder nalatig is geweest in zijn zorgplicht en dat er geen reden was om een lagere korting op te leggen of een waarschuwing te geven. De goede bedoelingen van de schapenhouder zijn erkend, maar de overtreding was evident en de opgelegde korting van 3% is gerechtvaardigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 mei 2022, waarbij het beroep van de schapenhouder ongegrond is verklaard.