ECLI:NL:CBB:2022:255

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
21/531
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Randvoorwaardenkorting op GLB-inkomenssteun wegens nalatigheid in schapenbescherming

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een schapenhouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over een opgelegde randvoorwaardenkorting van 3% op de GLB-inkomenssteun voor het jaar 2020. De minister heeft deze korting opgelegd omdat de schapenhouder zich niet heeft gehouden aan de randvoorwaarde dat dieren beschermd moeten worden tegen slechte weersomstandigheden. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA), waarin werd vastgesteld dat 23 schapen op een warme dag zonder schaduw stonden en last hadden van hittestress.

De schapenhouder is in beroep gegaan tegen deze beslissing, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 17 maart 2022 geoordeeld dat de minister de korting terecht heeft opgelegd. Het College heeft de relevante wetgeving en de omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De regels omtrent de bescherming van dieren zijn duidelijk en de minister is verplicht om kortingen op de EU-subsidies op te leggen als deze regels worden overtreden.

Het College heeft vastgesteld dat de schapenhouder nalatig is geweest in zijn zorgplicht en dat er geen reden was om een lagere korting op te leggen of een waarschuwing te geven. De goede bedoelingen van de schapenhouder zijn erkend, maar de overtreding was evident en de opgelegde korting van 3% is gerechtvaardigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 mei 2022, waarbij het beroep van de schapenhouder ongegrond is verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/531

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2022 in de zaak tussen

Schapenhouderij [naam] , te [woonplaats 1] , ( [naam] )

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, (de minister)

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels).

Inleiding

De minister verstrekt EU-subsidies aan landbouwers. Deze subsidies worden rechtstreekse betalingen genoemd. Landbouwers die deze rechtstreekse betalingen ontvangen, moeten zich houden aan bepaalde voorschriften over het milieu, dierenwelzijn en volks- en diergezondheid. Deze voorschriften worden ook wel randvoorwaarden genoemd. Wanneer een landbouwer zich niet houdt aan de randvoorwaarden, moet de minister de rechtstreekse betalingen in dat jaar verlagen. Deze sanctie wordt een randvoorwaardenkorting genoemd.
[naam] ontvangt rechtstreekse betalingen. De minister heeft [naam] voor het jaar 2020 een randvoorwaardenkorting opgelegd van 3%, omdat [naam] zich niet heeft gehouden aan het voorschrift dat dieren moeten worden beschermd tegen slechte weersomstandigheden. De minister baseert zich op een rapport van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). In dat rapport staat dat 23 schapen van [naam] op een warme zonnige dag in een weiland zonder schaduw stonden en dus niet goed werden beschermd tegen de hitte. [naam] is het niet eens met de korting die de minister heeft opgelegd en is tegen die beslissing in beroep gegaan. Het College heeft dat beroep behandeld op de zitting van 17 maart 2022 en is tot de conclusie gekomen dat de minister de korting mocht opleggen. Hieronder licht het College dat oordeel toe.

De regels waaraan het College heeft getoetst

Landbouwers zijn verplicht om dieren die buiten staan te beschermen tegen slechte weersomstandigheden. Deze randvoorwaarde is opgenomen in artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren. De minister moet landbouwers korten op hun EU-subsidie als zij zich niet aan deze randvoorwaarde houden. Dit volgt uit de artikelen 91, 93, 97 en 99 van EU-Verordening 1306/2013.
Om te bepalen hoe hoog deze korting moet zijn, beoordeelt de minister eerst of sprake is van opzet óf nalatigheid. Bij opzet is een korting van 20% het uitgangspunt. Is de overtreder alleen nalatig geweest, dan is de standaardkorting 3%. De minister kan binnen bepaalde bandbreedtes ook een lagere of hogere korting opleggen, of volstaan met een waarschuwing. Dat hangt af van de ernst en de omvang van de overtreding, hoe lang de overtreding duurt of heeft geduurd en of de overtreder al vaker in de fout is gegaan (artikel 38 van EU-Verordening 640/2014).

Inhoudelijke beoordeling

1. Het College is van oordeel dat de minister terecht een randvoorwaardenkorting van 3% heeft opgelegd. [naam] heeft namelijk een overtreding begaan en er was geen reden om daarvoor een lagere korting op te leggen of een waarschuwing te geven.
[naam] had de schapen moeten beschermen tegen de warmte en de zon en heeft dat niet gedaan
2. Dat [naam] de randvoorwaarde heeft overtreden, leidt de minister af uit het rapport van de NVWA. Hierin staat het volgende:
“In een weiland aan de [adres] te [woonplaats 2] trof ik om omstreeks 12.00 uur ca 23 schapen aan (Ooien met lammeren). Ik zag op het dashbord van de auto dat het 28 graden was ten tijde van de inspectie. De temperatuur zou om omstreeks 13.30 uur oplopen tot 29,5 graden. Ik zag dat er in het weiland geen schaduw aanwezig was. Ik zag dat de schapen een snelle ademhaling hadden, waaruit ik kon afleiden dat ze last van hittestress hadden. Vervolgens heb ik de houder gebeld, die meteen is gekomen en de schapen in een ander weiland heeft ingeschaard, waarbij ze nu wel over schaduw konden beschikken. Voor de schapen was ruim voldoende drinkwater aanwezig in de vorm van 5 plastic drinkbakken waaruit ook de lammeren konden drinken.”
3.1
De hoofdregel is dat als de bevoegde autoriteit de controle heeft verricht en het rapport heeft opgemaakt, mag worden aangenomen dat het rapport klopt. Dit is alleen anders als het rapport zelf aanleiding geeft om aan de juistheid ervan te twijfelen of als er twijfel wordt gezaaid over juistheid van het rapport (vergelijk de uitspraak van het College van 18 januari 2022, ECLI:NL:CBB:2022:30).
3.2
In dit geval is NVWA de bevoegde autoriteit. Het rapport zelf roept geen twijfel op over de juistheid ervan. Ook in wat [naam] heeft aangevoerd ziet het College geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Hij heeft foto’s aangeleverd waarop wat schaduw is te zien, maar die foto’s zijn niet op hetzelfde tijdstip gemaakt als de controle is verricht. De foto’s tonen dus niet aan dat er wel voldoende schaduw was op het moment van controle. Verder heeft [naam] aangevoerd dat de schapen niet snel ademhaalden, maar die stelling heeft hij verder niet onderbouwd. Zonder onderbouwing kan het College in die stelling geen aanleiding zien om te twijfelen aan wat over de ademhaling van de schapen in het rapport staat. Tot slot heeft [naam] gesteld dat het 26˚C in plaats van 28˚C was. Afgezien van het feit dat [naam] ook deze stelling niet heeft onderbouwd, zou deze iets lagere temperatuur ook geen verschil maken voor de constatering van de inspecteur dat de schapen onvoldoende waren beschermd tegen de hitte. De minister mag dus uitgaan van de bevindingen van het rapport. Op basis daarvan heeft de minister terecht vastgesteld dat [naam] zijn schapen onvoldoende heeft beschermd tegen slechte weersomstandigheden waarmee hij de randvoorwaarde heeft overtreden (vergelijk de uitspraak van het College 8 maart 2022, ECLI:NL:CBB:2022:95).
De standaardkorting van 3% was voor deze overtreding op zijn plaats
4. Omdat vaststaat dat [naam] de overtreding heeft begaan, en geen sprake was van opzet, was de minister verplicht [naam] een korting van 3% op te leggen.
5. Er is geen reden om een lagere korting op te leggen of om een waarschuwing te geven. Ter zitting heeft [naam] benadrukt dat hij de schapen goed verzorgt en de dieren hem ter harte gaan. Hij wees er ook op dat aan het hek een bordje hing met zijn telefoonnummer. In geval van schapen in nood kunnen voorbijgangers dit nummer bellen. Bovendien heeft hij de schapen direct op een andere plek gezet, nadat hij is gewezen op het gebrek aan schaduw. Het College twijfelt niet aan de goede bedoelingen van [naam] . Toch is de korting van 3% terecht, omdat in totaal 23 schapen geen schaduw hadden en zichtbaar last hadden van hittestress.
6. Dit betekent dat het beroep van [naam] niet slaagt.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. M. van Duuren en mr. M. de Mol, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.