ECLI:NL:CBB:2022:16
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep op startersregeling en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in het kader van de Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 januari 2022, zaaknummer 20/448, is het beroep van appellante, een maatschap die een rundveehouderij exploiteert, tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit behandeld. Appellante had beroep ingesteld tegen een besluit waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld. De minister had eerder het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 1.851 kg, maar dit was verlaagd naar 741 kg in een herzieningsbesluit. Na bezwaar werd het fosfaatrecht opnieuw vastgesteld op 3.235 kg. Appellante stelde dat zij ten onrechte niet in aanmerking was gebracht voor de startersregeling en dat er sprake was van een individuele en buitensporige last. Het College oordeelde dat het beroep op de startersregeling niet slaagde, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor deze regeling. Tevens werd vastgesteld dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de maten van de maatschap. Het College erkende echter dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden en kende appellante een schadevergoeding toe van € 2.000,-, waarvan € 1.652,17 voor rekening van de minister en € 347,83 voor rekening van de Staat. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, maar dat de minister en de Staat in de proceskosten werden veroordeeld.