ECLI:NL:CBB:2021:995

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
20/1139
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 door College van Beroep voor het bedrijfsleven

In deze uitspraak van 16 november 2021 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven geoordeeld over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Appellante had op 15 maart 2020 een onderneming, maar deze was niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) op de peildatum. De aanvraag werd afgewezen omdat de onderneming van appellante, [naam 4], op de peildatum niet geregistreerd was, wat in strijd was met de voorwaarden van de Beleidsregel. Appellante voerde aan dat haar onderneming op die datum wel degelijk bestond, maar dat er problemen waren met de inschrijving bij de KvK. Het College oordeelde dat er geen naadloze aansluiting was tussen de verschillende ondernemingen van appellante, en dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. Het College concludeerde dat de Beleidsregel consistent was toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het beleid af te wijken. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1139

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[appellante] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 26 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2021, waarna het onderzoek is gesloten. Bij brief van 26 juli 2021 heeft het College het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Op 11 oktober 2021 heeft een nader onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Appellante is verschenen, samen met [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2.1
Appellante had aanvankelijk samen met een compagnon de onderneming [naam 2] V.O.F. Deze onderneming stond op de peildatum 15 maart 2020 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) met SBI-code [… 1] (‘Markthandel in overige voedings- en genotmiddelen’) en de bedrijfsomschrijving ‘Markthandel in vis’. De onderneming is op 1 april 2020 uitgeschreven.
2.2
Appellante stond op peildatum 15 maart 2020 eveneens ingeschreven als vennoot van de vennootschap onder firma [naam 3] . Over deze onderneming was op die datum in het handelsregister onder meer opgenomen SBI-code [… 2] (‘Fastfoodrestaurants, cafetaria’s, ijssalons, eetkramen e.d.’) en de bedrijfsomschrijving ‘Bed en breakfast. Pizza foodtruck. Bouwtechnische design. Internetverkoop en woonaccessoires’. Appellante is op 1 juli 2020 uitgeschreven als vennoot.
2.3
Op 7 mei 2020 is appellantes onderneming [naam 4] met terugwerkende kracht tot 1 mei 2020 ingeschreven in het handelsregister. De onderneming betreft een eenmanszaak die is geregistreerd met SBI-code [… 2] (‘Fastfoodrestaurants, cafetaria’s, ijssalons, eetkramen e.d.’) en met de bedrijfsomschrijving ‘Snackwagen in vis’.
2.4
Appellante heeft voor [naam 4] een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat deze onderneming op 15 maart 2020 niet stond ingeschreven in het handelsregister van de KvK en daarmee niet is voldaan aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel.
Standpunt appellante
3. Appellante voert aan dat haar onderneming op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven onder de naam [naam 2] V.O.F. Op 16 maart 2020 gaf haar toenmalige compagnon aan te willen stoppen met deze onderneming. In die periode stond appellante ook samen met haar inmiddels ex-partner ingeschreven als vennoot van [naam 3] . Omdat inschrijving van een nieuwe onderneming bij de KvK in die periode problematisch was en bij de bedrijfsactiviteiten van de B&B ook ‘foodtruck’ stond vermeld, heeft appellante haar onderneming tijdelijk onder de vlag van de B&B voortgezet. Op 7 mei 2020 heeft zij haar nieuwe onderneming [naam 4] met terugwerkende kracht tot 1 mei 2020 ingeschreven, en op 1 juli 2020 heeft zij zich uitgeschreven als vennoot van de B&B. Appellante heeft gedurende de hele periode, op de momenten dat het vanwege COVID-19 was toegestaan, met haar kraam vis verkocht. Daarom zou zij in aanmerking moeten komen voor een tegemoetkoming.
Standpunt verweerder
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat [naam 4] niet op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister. Verweerder heeft toegelicht dat hij situaties waarin de onderneming, die reeds vóór 15 maart 2020 bestond en die ná 15 maart 2020 uitsluitend van rechtsvorm is gewijzigd, aanmerkt als bijzonder geval waarvoor van de Beleidsregel wordt afgeweken. Het gaat hierbij nadrukkelijk alleen om situaties waarbij de oude onderneming naadloos aansluit op de nieuwe onderneming en de onderneming dus alleen in rechtsvorm is gewijzigd. In het geval van appellante is daarvan geen sprake. De oprichting van [naam 4] sluit namelijk in de tijd niet naadloos aan op de onderneming [naam 2] V.O.F. en de activiteiten van de verschillende ondernemingen komen, gelet op de registraties in het handelsregister, niet volledig overeen. Er is ook niet gebleken van problemen bij de KvK rondom de inschrijving van ondernemingen. De situatie van appellante kan daarom volgens verweerder niet worden aangemerkt als bijzonder geval, zodat geen aanleiding bestaat om van de Beleidsregel af te wijken.
Beoordeling door het College
5.1
Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer beslist dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
5.2
Net als in de genoemde uitspraken, heeft verweerder zijn beleid in het geval van appellante op consistente wijze toegepast. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum van 15 maart 2020. Verweerder heeft de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen, omdat de onderneming [naam 4] op 15 maart 2020 niet stond ingeschreven in het handelsregister van de KvK.
5.3
Verweerder heeft ook getoetst of sprake is geweest van een naadloze aansluiting van ondernemingen, in welk geval verweerder van de Beleidsregel afwijkt vanwege een bijzondere omstandigheid. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat er van naadloze aansluiting geen sprake is. [naam 2] V.O.F., [naam 4] en ook de B&B zijn met verschillende SBI-code’s en verschillende bedrijfsomschrijvingen geregistreerd in het handelsregister, zodat het niet gaat om een enkele rechtsvormwijziging. Of problemen bij de KvK tot gevolg hebben gehad dat appellante [naam 4] niet eerder heeft kunnen inschrijven, kan daarom in het midden blijven. Immers, al waren de inschrijvingen van beide ondernemingen in tijd op elkaar aangesloten, dan nog was het aannemen van een naadloze aansluiting niet mogelijk vanwege de verschillende registraties. Verweerder heeft ook zijn beleid voor het aannemen van een naadloze aansluiting consistent toegepast.
5.4
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. M. van Duuren en mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. D. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
BIJLAGE
De Beleidsregel
Artikel 1, voor zover hier van belang, luidt als volgt:
“In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
(…)
direct gedupeerde onderneming:gedupeerde onderneming die op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister met een hoofd- of nevenactiviteit die in de tabellen 1a, 1b of 1c van bijlage 1 is opgenomen, met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, en zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd;
gedupeerde onderneming:in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, niet zijnde een overheidsbedrijf:
a. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit die in bijlage 1 is opgenomen, met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, en zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd;
(...).”
Artikel 2, eerste lid, luidt als volgt:
“De minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een gedupeerde onderneming die verwacht in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020:
ten minste € 4000,– aan omzetverlies te lijden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;
ten minste € 4000,– aan vaste lasten te hebben, ook na gebruik van andere door de overheid beschikbaar gestelde steunmaatregelen in het kader van de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.”