2.3Bij het bestreden besluit heeft verweerder geconstateerd dat, anders dan appellante betoogt, de omschrijving van de werkzaamheden waarmee zij staat geregistreerd in het handelsregister niet overeenkomt met door appellante in bezwaar genoemde SBI-code 56.21 (Eventcatering) die wel is opgenomen in Bijlage 1. De SBI-code waaronder appellante wel is geregistreerd (70.22.1, Organisatie-adviesbureau’s), staat terecht niet in Bijlage 1, aldus verweerder. Dat appellante feitelijk doet aan eventcatering, dat haar bedrijf van 15 maart tot 1 juni 2020 gesloten is geweest en dat zij voor haar werknemers bijdraagt aan het Pensioenfonds Horeca en Catering, maakt dat niet anders. Van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder ten gunste van appellante moet afwijken van de TOGS is niet gebleken, aldus verweerder.
3. De TOGS luidt, voor zover thans van belang, als volgt.
Artikel 1:
[…]
direct gedupeerde onderneming: gedupeerde onderneming die op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister met een hoofd- of nevenactiviteit die in de tabellen 1a, 1b of 1c van bijlage 1 is opgenomen, met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, en zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd;
gedupeerde onderneming: in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, niet zijnde een overheidsbedrijf:
a. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit die in bijlage 1 is opgenomen, met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, en zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd;
b. waar ten hoogste 250 personen werkzaam zijn, blijkend uit de inschrijving in het handelsregister op 15 maart 2020; en
c. die:
1°. voor zover het een onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft;
[…]
4. Het College ziet zich eerst ambtshalve voor de vraag gesteld of het bevoegd is op het beroep te beslissen. Nu de TOGS niet is gebaseerd op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (Kaderwet), en ook overigens geen wettelijke grondslag voor de TOGS valt aan te wijzen, betekent dit dat het College niet bevoegd is van het beroep kennis te nemen, tenzij de TOGS een zodanige verwantschap heeft met andere aan het College toebedeelde wetten en regelingen, dat aan het College desondanks de bevoegdheid toekomt over het beroep te beslissen. Naar het oordeel van het College doet zich hier deze uitzondering voor. Daarbij neemt het College in aanmerking dat de TOGS beoogt te voorzien in een tegemoetkoming voor ondernemingen in bepaalde sectoren die schade lijden door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Daarmee is de TOGS een voorloper van de op artikel 3 van de Kaderwet gebaseerde Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL), die een vergelijkbare doelstelling en een deels vergelijkbare systematiek kent. Tegen besluiten op grond van de TVL kan wel beroep worden ingesteld bij het College in eerste en enige aanleg. Gelet hierop acht het College zich bevoegd eveneens te oordelen over beroepen tegen besluiten op grond van de TOGS.
5. Appellante voert aan dat zij sinds 2012 horeca-activiteiten in brede zin uitoefent. Dit blijkt uit haar statuten, haar huidige inschrijving in het handelsregister en haar lidmaatschappen van het Pensioenfonds Horeca en Catering en Horeca Nederland. Ook heeft zij gebruik kunnen maken van de NOW I-regeling op basis van haar horeca-activiteiten. Appellante erkent dat zowel de SBI-code als de omschrijving van haar bedrijfsactiviteiten waarmee zij is ingeschreven in het handelsregister niet aansluiten bij haar feitelijke activiteiten. Zij was zich daarvan niet bewust en erkent dat dit haar eigen fout is. Inmiddels heeft zij die fout hersteld; zij staat nu, onder meer, ingeschreven onder de SBI-codes 56.21 (Eventcatering) en 56.10.1 (Restaurants), die wel in Bijlage 1 staan. Zij begrijpt dat haar aanvraag bij het primaire besluit is afgewezen, maar vindt dat verweerder in bezwaar verplicht is alsnog zorgvuldig te bekijken of een ondernemer in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming. Als horecaondernemer komt zij immers naar de geest van de regeling wel in aanmerking voor de tegemoetkoming; zij is geen fraudeur. Appellante voelt zich het slachtoffer van het te rigide toepassen van de regeltjes door de overheid. Dit geldt te meer omdat voor de beoordeling of aanspraak bestaat op financiële steun op grond van de TVL – die voorziet in een meer substantiële tegemoetkoming – ook wordt teruggekeken naar de inschrijving in het handelsregister op 15 maart 2020. Als appellante ook niet voor de TVL in aanmerking zou komen, zou dit wel eens het einde van haar bedrijf kunnen betekenen.