ECLI:NL:CBB:2021:946

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
21/130
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming op basis van Beleidsregel COVID-19 door niet tijdige inschrijving in handelsregister

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellante, die een aanvraag had ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19, en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De aanvraag werd afgewezen omdat de onderneming van appellante op de peildatum van 15 maart 2020 niet geregistreerd was in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Appellante had haar onderneming pas op 3 april 2020 met terugwerkende kracht geregistreerd, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag.

De appellante voerde aan dat zij op 9 maart 2020 haar onderneming was gestart en dat zij voorbereidingen had getroffen voor inschrijving in het handelsregister. Echter, door corona-gerelateerde klachten kon zij haar afspraak bij de KvK niet nakomen. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij vóór 15 maart 2020 een afspraak had bij de KvK en dat de inschrijving niet tijdig kon plaatsvinden. Het College concludeerde dat verweerder zijn beleid consistent had toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden.

Uiteindelijk werd het beroep van appellante ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van griffier F.L. van Haeften, en werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/130

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam ] h.o.d.n. [naam onderneming] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. S. van Rijn en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen
Bij besluit van 21 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2021. Appellante is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. Appellante heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend.
2. De onderneming was op de peildatum van 15 maart 2020 niet geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Op 3 april 2020 is de onderneming met terugwerkende kracht tot 9 maart 2020 geregistreerd in het handelsregister, met de SBI-code [.......] en de bedrijfsomschrijving ‘Schoonheidsverzorging, pedicures en manicures, visagie en image consulting’.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de onderneming van appellante op 15 maart 2020 niet was ingeschreven in het handelsregister van de KvK. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat appellante verantwoordelijk is voor het op de juiste wijze en tijdig registreren van een onderneming in het handelsregister. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij vóór
15 maart 2020 een afspraak had bij de KvK. Dat de te late inschrijving niet aan appellante te wijten is, is dan ook niet gebleken.
Standpunt appellante
4. Appellante voert aan dat zij op 9 maart 2020 haar onderneming is gestart. Dit staat ook vermeld in het handelsregister. Op 3 april 2020 is de registratie ook met terugwerkende kracht ingeschreven. Appellante heeft echter vanaf 9 maart 2020 voorbereidingen getroffen om haar onderneming in te schrijven in het handelsregister. Op het moment dat zij zich wilde inschrijven had appellante echter corona-gerelateerde klachten, waardoor zij de afspraak bij de KvK heeft moet afzeggen. Appellante heeft op 11 maart 2020 een telefonische afspraak gehad met haar huisarts om haar klachten te bespreken. Pas toen appellante klachtenvrij was, kon zij zich inschrijven en het eerste moment daarvoor was 3 april 2020.
Standpunt verweerder
5. Verweerder vindt het niet aannemelijk dat de inschrijving na 15 maart 2020 niet aan appellante te wijten is. Appellante stelt wel vóór die datum een afspraak te hebben gehad bij de KvK, maar zij kan deze niet aantonen, terwijl de KvK op vragen van verweerder duidelijk heeft geantwoord dat zij niet bekend is met een afspraak die appellante op of vóór
15 maart 2020 zou hebben gehad. Appellante heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat zij haar afspraak bij de KvK heeft moeten afzeggen als gevolg van corona-gerelateerde klachten. Van bijzondere omstandigheden waardoor in afwijking van de Beleidsregel alsnog een tegemoetkoming moet worden toegekend is verweerder niet gebleken.
Beoordeling door het College
6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Het College stelt vast dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 van de Beleidsregel, omdat haar onderneming op 15 maart 2020 niet stond ingeschreven in het handelsregister. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. Voorts heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat de inschrijving in het handelsregister niet tijdig kon plaatsvinden als gevolg van corona-gerelateerde klachten. Appellante stelt wel dat zij een afspraak had bij de KvK die zij vanwege corona-gerelateerde klachten heeft moeten afzeggen, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij die afspraak ook daadwerkelijk heeft gehad. Navraag van verweerder bij de KvK leert bovendien dat de KvK niet kan achterhalen dat appellante op of vóór
15 maart 2020 een afspraak had bij de KvK. Er is dan ook geen sprake van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van F.L. van Haeften, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.
De voorzitter is niet in de gelegenheid De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen. deze uitspraak te ondertekenen.