ECLI:NL:CBB:2021:941

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
20/1128
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming op basis van SBI-code in het handelsregister

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (appellante) en de minister van Economische Zaken en Klimaat (verweerder) over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag werd afgewezen omdat de SBI-code waaronder appellante op de peildatum 15 maart 2020 was geregistreerd, niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel stond. Appellante stelde dat zij materieel voldeed aan de voorwaarden van een andere SBI-code, maar verweerder oordeelde dat de registratie in het handelsregister leidend was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden.

Het proces begon met een besluit van 8 juli 2020, waarin de aanvraag van appellante werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft appellante beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 augustus 2021 was appellante niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door gemachtigden. Het College overwoog dat de SBI-code bepalend is en dat wijzigingen na de peildatum niet in aanmerking genomen kunnen worden. De appellante voerde aan dat haar feitelijke activiteiten en de ervaren omzetdaling vergelijkbaar waren met die van andere ondernemers die wel in aanmerking kwamen voor de tegemoetkoming, maar het College oordeelde dat de Beleidsregel consistent was toegepast.

Uiteindelijk concludeerde het College dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Venekamp, met F.L. van Haeften als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1128

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam BV] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. S. van Rijn en mr. C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2021. Appellante is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. Appellante heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend.
2. Over de onderneming was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code [.......] (overige administratiekantoren) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Het verzorgen van inventarisatie van goederen en voorraden met name voor detailhandel’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de omschrijving van de werkzaamheden zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond bepalend is. De SBI-code waarmee appellante op de peildatum 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, staat niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. Verder heeft verweerder overwogen dat de bedrijfsomschrijving in het handelsregister onvoldoende aanknopingspunten biedt om aansluiting te vinden bij een andere SBI-code die wél in Bijlage 1 staat. Dat appellante haar registratie na 15 maart 2020 met terugwerkende kracht heeft gewijzigd, maakt dat niet anders. Tot slot is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat verweerder zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellante
4. Appellante voert aan zij op 15 maart 2020 materieel voldeed aan de voorwaarden van de SBI-code [.......] (uitleenbureaus). Appellante heeft, toen zij nog een eenmanszaak en later een vennootschap onder firma was, altijd ingeschreven gestaan onder deze SBI-code. Door een fout bij de overgang van de onderneming van appellante naar de besloten vennootschap is de SBI-code [.......] echter weggelaten uit de inschrijving van appellante in het handelsregister. Hierdoor stond appellante alleen nog onder de SBI-code [.......] geregistreerd. De situatie van appellante is, wat betreft haar feitelijke activiteiten en het ervaren van een ernstige omzetdaling, identiek aan die van vergelijkbare ondernemers, die wel in aanmerking komen voor tegemoetkoming. Door geen rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van appellante heeft verweerder gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Standpunt verweerder
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen. Daartoe heeft hij onder meer erop gewezen dat voor ondernemingen die menen onder een onjuiste SBI-code in het handelsregister geregistreerd te staan, een maatwerkprocedure is ingericht (zie de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat aan de Voorzitter van Tweede Kamer van 30 juni 2020 – Moties Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren). Deze houdt in dat ondernemers hiervan melding kunnen maken bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waarna RVO in samenspraak met de KvK deze verzoeken op redelijkheid en billijkheid en aan de hand van de economische activiteit waarmee de onderneming in het handelsregister staat ingeschreven, beoordeelt. Deze beoordeling komt er – kort gezegd – op neer dat wordt bezien of in de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten waaronder de betreffende onderneming in het handelsregister is ingeschreven, aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de toepasselijkheid van een andere SBI-code, die wel in Bijlage 1 staat. Met de maatwerkprocedure is volgens verweerder maximaal invulling gegeven aan de motie Moorlag (Kamerstukken II, 2019-2020, 35438, nr. 13), waarin de regering is verzocht in de Beleidsregel een hardheidsclausule op te nemen op basis waarvan aanvragers die niet onder de formele werkingssfeer vallen, maar toch in identieke omstandigheden verkeren, aanspraak kunnen maken op de tegemoetkoming. De op 15 maart 2020 geregistreerde bedrijfsomschrijving van appellante ‘Het verzorgen van inventarisatie van goederen en voorraden met name voor detailhandel’ geeft onvoldoende aanknopingspunten om aan te sluiten bij SBI-code [.......] of een andere SBI-code die in Bijlage 1 staat.
Beoordeling door het College
6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Niet de feitelijke activiteiten, maar wat op de peildatum is geregistreerd in het handelsregister is leidend. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. In het geval van appellante heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen, omdat de SBI-code waaronder appellante op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet is vermeld in Bijlage 1.
8. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
9. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van F.L. van Haeften, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.
De voorzitter is niet in de gelegenheid De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen. deze uitspraak te ondertekenen.