ECLI:NL:CBB:2021:772

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
20/889
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 en de SBI-codes

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en een appellante die een raamprostitutiebedrijf exploiteert. De appellante had een verzoek ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Dit verzoek werd door de minister afgewezen omdat de SBI-codes waaronder de appellante op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, niet waren opgenomen in de bijlage van de Beleidsregel. De appellante voerde aan dat de SBI-codes onjuist waren en dat de minister geen rekening had gehouden met haar feitelijke bedrijfsactiviteiten en bijzondere omstandigheden, zoals de coronamaatregelen die haar onderneming hadden gedwongen te sluiten.

Het College oordeelde dat de minister zijn beleid op consistente wijze had toegepast. De SBI-codes die op de peildatum geregistreerd stonden, waren leidend en de appellante had zelf verantwoordelijk te zijn voor de juistheid van haar inschrijving in het handelsregister. Het College verwees naar eerdere uitspraken waarin was geoordeeld dat de Beleidsregel als buitenwettelijk begunstigend beleid moet worden aangemerkt, wat betekent dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid consistent is toegepast. Het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/889

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak tussen

[naam BV], te [plaats] , appellante
(gemachtigde: drs. D.S. den Hartog),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. S.M. Piron en mr. C. Cromheecke).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder naar aanleiding van een door appellante ingediende Melding niet-aansluitende SBI-code geweigerd appellante een tegemoetkoming van € 4.000,- te verstrekken op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel).
Bij besluit van 3 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2021. Namens appellante is verschenen [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
Appellante heeft een Melding niet aansluitende SBI-code ingediend.
Over de onderneming van appellante waren op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-codes [nummer 1] (Bemiddeling bij handel, huur, of verhuur van onroerend goed) en 68.32 (Beheer van onroerend goed) opgenomen en als bedrijfsomschrijving ‘Beheer en exploitatie van onroerende zaken en andere registergoederen’.
3. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De SBI-codes waaronder appellante op 15 maart 2020 in het handelsregister van de KvK stond ingeschreven, zijn niet opgenomen in Bijlage 1 van de Beleidsregel. Ook biedt de bedrijfsomschrijving volgens verweerder geen aanknopingspunten voor de toepassing van een andere SBI-code, die wel in Bijlage 1 staat. Verweerder heeft overwogen dat de SBI-code [nummer 2] (Overige dienstverlening (rest)), die wel in Bijlage 1 staat, niet aansluit bij de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van appellante zoals opgenomen in het handelsregister. Dat appellante haar registratie na 15 maart 2020 met terugwerkende kracht heeft gewijzigd, maakt dat niet anders. Tot slot is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat verweerder zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellante
4. Appellante exploiteert sinds 2001 een raamprostitutiebedrijf. Bij de inschrijving van de onderneming in het Handelsregister in 2001 zijn de verkeerde SBI-codes geregistreerd. Appellante erkent dat zij de code waarmee zij ingeschreven stond op ieder moment had kunnen wijzigen, maar benadrukt dat aan de SBI-codes nimmer aandacht is besteed, omdat deze voor de feitelijke uitoefening van het bedrijf niet relevant waren. Appellante moest vanwege de coronamaatregelen haar onderneming noodgedwongen sluiten en heeft hierdoor omzetverlies geleden. Appellante voert aan dat verweerder in strijd met de redelijkheid en billijkheid geen rekening heeft gehouden met haar feitelijke werkzaamheden en de bijzondere omstandigheden. Daarbij beroept appellante zich op een brief van 22 juni 2020 van [naam 2] , Directeur Ondernemerschap van het directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie, waaruit volgens appellante volgt dat getoetst moet worden aan de feitelijke activiteiten van een onderneming.
Standpunt verweerder
5. Verweerder voert ten eerste aan dat een ondernemer zelf verantwoordelijk is voor de juistheid van de inschrijving in het Handelsregister. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat uit het citaat dat appellante aanhaalt, geenszins kan worden afgeleid dat er wordt getoetst op basis van de feitelijke bedrijfsactiviteiten van een onderneming. Een dergelijke toetsing is volgens verweerder in strijd met de strekking van de regeling. Tot slot benadrukt verweerder dat gekozen is voor de gehanteerde werkwijze, omdat deze een snelle afhandeling van het enorme aantal aanvragen voor de tegemoetkoming mogelijk heeft gemaakt.
Beoordeling door het College
6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Niet de feitelijke activiteiten, maar wat op de peildatum is geregistreerd in het handelsregister is leidend. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. In het geval van appellante heeft verweerder dan ook terecht op grond van de SBI-codes geen tegemoetkoming toegekend, omdat de SBI-codes waaronder appellante op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet zijn vermeld in Bijlage 1.
8. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Uit de bedrijfsomschrijving blijkt op geen enkele wijze dat appellante een raamprostitutiebedrijf exploiteert, zodat ook de bedrijfsomschrijving voor verweerder geen aanleiding had moeten zijn om uit te gaan van de SBI-code [nummer 2] . Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
9. Het beroep dat appellante doet op de brief van 22 juni 2021 slaagt niet, reeds omdat waar de brief stelt dat verzoeken op redelijkheid en billijkheid en aan de hand van de economische activiteit waarmee de onderneming in het Handelsregister staat ingeschreven worden getoetst, hier niet uit kan worden afgeleid dat getoetst zal worden aan de feitelijke activiteiten van een onderneming.
10. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen. De omstandigheden van appellante verschillen niet van andere ondernemingen die op de peildatum met een andere SBI-code stonden ingeschreven dan hun feitelijke activiteiten.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van C.S. Carella, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.S. Carella