Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak tussen
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Standpunt verweerder
Conclusie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en een appellante die een raamprostitutiebedrijf exploiteert. De appellante had een verzoek ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Dit verzoek werd door de minister afgewezen omdat de SBI-codes waaronder de appellante op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, niet waren opgenomen in de bijlage van de Beleidsregel. De appellante voerde aan dat de SBI-codes onjuist waren en dat de minister geen rekening had gehouden met haar feitelijke bedrijfsactiviteiten en bijzondere omstandigheden, zoals de coronamaatregelen die haar onderneming hadden gedwongen te sluiten.
Het College oordeelde dat de minister zijn beleid op consistente wijze had toegepast. De SBI-codes die op de peildatum geregistreerd stonden, waren leidend en de appellante had zelf verantwoordelijk te zijn voor de juistheid van haar inschrijving in het handelsregister. Het College verwees naar eerdere uitspraken waarin was geoordeeld dat de Beleidsregel als buitenwettelijk begunstigend beleid moet worden aangemerkt, wat betekent dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid consistent is toegepast. Het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden en verklaarde het beroep ongegrond.