ECLI:NL:CBB:2021:710
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel en de beoordeling van individuele en buitensporige lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 juli 2021, zaaknummer 20/57, werd het beroep van appellante, een melkveehouder, ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. Appellante stelde dat zij recht had op toepassing van de knelgevallenregeling, omdat zij te maken had gehad met zowel bouwwerkzaamheden als dierziekte, waardoor haar fosfaatrecht niet op de juiste wijze was vastgesteld. De minister had echter geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de 5%-drempel die vereist is voor de knelgevallenregeling. Het College oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat appellante niet aan deze drempel voldeed, aangezien haar veestapel in de periode van 2012 tot 2015 was gegroeid. Het College benadrukte dat de knelgevallenregeling niet bedoeld is voor niet-gerealiseerde groei en dat appellante zelf verantwoordelijk is voor de risico's van haar investeringsbeslissingen. De uitspraak bevestigde dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het recht op eigendom en dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last voor appellante. Het College concludeerde dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellante, en verklaarde het beroep ongegrond.