In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 22 juni 2021, zaaknummer 19/654, staat de toekenning van fosfaatrechten centraal. Appellante, een maatschap die een gecombineerd bedrijf exploiteert, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante werd vastgesteld. De minister had in eerdere besluiten het fosfaatrecht vastgesteld op basis van de registratie van de dieren op de peildatum van 2 juli 2015. Appellante betwistte dat de 25 stuks mannelijk jongvee die zij op die datum hield, niet als melkvee konden worden aangemerkt, en voerde aan dat deze dieren onder de definitie van melkvee in de Meststoffenwet vallen.
Het College oordeelde dat de bestemming van een dier op de peildatum bepalend is voor de vraag of het als melkvee moet worden aangemerkt. De registratie van de dieren op de peildatum geldt als uitgangspunt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat deze registratie onjuist was. Appellante heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de registratie van de 25 stuks jongvee onjuist was. Het College concludeerde dat de minister terecht geen fosfaatrechten heeft toegekend voor deze dieren, omdat zij als fokstieren / roodvleesstieren waren geregistreerd en niet als melkvee.
Daarnaast heeft het College geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Appellante heeft recht op een schadevergoeding van € 1.500,- wegens deze overschrijding, die werd verdeeld tussen de minister en de Staat. Het beroep tegen het bestreden besluit werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van correcte registratie en de juridische definitie van melkvee in het kader van de Meststoffenwet.