ECLI:NL:CBB:2021:61
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de tuchtklacht tegen accountants met betrekking tot non-concurrentiebedingen en relatiebedingen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de accountantskamer van 17 mei 2019. De klacht was ingediend door [naam 1], die zich beklaagde over de betrokkenen, vier accountants, met betrekking tot de inhoud van een managementovereenkomst waarin non-concurrentie- en relatiebedingen waren opgenomen. Appellant stelde dat deze bedingen in strijd waren met de fundamentele beginselen van integriteit en onafhankelijkheid, en dat zij de accountants belemmerden in hun beroepsuitoefening.
Het College overwoog dat de accountantskamer klachtonderdeel a ongegrond had verklaard en klachtonderdeel b gegrond. De accountantskamer had geoordeeld dat het opnemen van de bedingen niet automatisch leidde tot een schending van de fundamentele beginselen, en dat er geen bewijs was dat deze bedingen de professionele oordeelsvorming van de accountants negatief beïnvloedden. Appellant voerde aan dat de accountants door de bedingen financieel afhankelijk werden, wat hun onafhankelijkheid in gevaar zou brengen.
Het College concludeerde dat de accountantskamer terecht had geoordeeld dat de bedingen niet onrechtmatig waren en dat de klacht van appellant niet ontvankelijk was. Het College verklaarde het hoger beroep ongegrond, waarbij het benadrukte dat de bedingen niet in strijd waren met de gedrags- en beroepsregels voor accountants. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 26 januari 2021.