ECLI:NL:CBB:2021:550
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de toetsing aan het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een melkveehouder (appellant) over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarbij zijn fosfaatrecht was vastgesteld op 3.903 kg, gebaseerd op de dieraantallen op zijn bedrijf op 2 juli 2015. De minister had eerder het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard. De appellant voerde aan dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat het hem zou dwingen om runderen te verkopen en hij stelde dat het stelsel niet voorzienbaar was. Het College oordeelde dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder weegt dan de belangen van de appellant. Het College verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op hem legt. De uitspraak van het College bevestigde dat het fosfaatrechtenstelsel verenigbaar is met het recht op eigendom, zoals neergelegd in het EP, en dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard.