In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 25 mei 2021, met zaaknummers 18/1090 en 21/11, staat de uitleg van de Elektriciteitswet centraal, specifiek artikel 31, lid 12, en de aansprakelijkheid van TenneT TSO B.V. voor een stroomstoring die op 27 maart 2015 plaatsvond in het 380 kV-station Diemen. De storing leidde tot een grote uitval van elektriciteit in Noord-Holland en Flevoland, wat aanzienlijke gevolgen had voor huishoudens en vitale infrastructuren zoals de luchthaven Schiphol. De appellante, een papierfabriek, stelde dat TenneT niet voldoende maatregelen had genomen om de storing te voorkomen en dat het netontwerp niet voldeed aan de wettelijke eisen.
Het College verwijst naar eerdere uitspraken en een prejudiciële vraag die aan het Hof van Justitie van de Europese Unie is gesteld. Het Hof heeft op 8 oktober 2020 geantwoord, waarna ACM haar eerdere besluit heeft ingetrokken en inhoudelijk op de klacht is ingegaan. Het College concludeert dat TenneT in strijd heeft gehandeld met de Elektriciteitswet en dat de klacht van de appellante deels gegrond is. TenneT had niet alles gedaan wat redelijkerwijs binnen haar vermogen lag om de storing te voorkomen.
De uitspraak benadrukt dat de netconfiguratie van TenneT niet voldeed aan de eisen van een enkelvoudige storingsreserve, en dat de uitleg van de appellante over de wet onjuist was. Het College oordeelt dat TenneT niet voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen en dat de visuele waarneming van de werkverantwoordelijke onvoldoende was om de veiligheidsvoorzieningen te waarborgen. Het College veroordeelt ACM tot vergoeding van de proceskosten van de appellante, die zijn vastgesteld op € 3.204,-.