Op 18 mei 2021 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellanten tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding dat door appellanten is ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 10 maart 2020. Appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E.M.A. van der Veen-Broekhoff, hebben AFM aansprakelijk gesteld voor schade die zij hebben geleden als gevolg van gedragingen van Financieel Actueel B.V. (FA), die eerder was veroordeeld voor oplichting en witwassen. De AFM heeft de aansprakelijkstelling afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 9 maart 2021 hebben partijen hun standpunten toegelicht. Appellanten voerden aan dat de AFM wel degelijk aansprakelijk is voor de geleden schade en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de afwijzing van de aansprakelijkstelling niet vatbaar was voor bezwaar en beroep. Het College heeft echter geoordeeld dat de AFM de aansprakelijkstelling terecht als een civiele aansprakelijkstelling heeft aangemerkt en dat de afwijzing daarvan geen publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Hierdoor was er geen mogelijkheid voor appellanten om bezwaar te maken tegen de afwijzing.
Het College heeft bevestigd dat de AFM het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat appellanten niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de vergunningverlening aan FA. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat het College niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek dat betrekking heeft op een besluit dat vóór 1 juli 2013 is bekendgemaakt. De proceskosten zijn niet toegewezen.