Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2016 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te Gendt, (Albert Heijn), appellante,
burgemeester en wethouders van Lingewaard, verweerders,
Procesverloop
Overwegingen
31 december 2012 in te trekken en dat het besluit van 12 juli 2011 een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wel bestuursrecht (Awb). Het College heeft voorts geoordeeld dat het besluit van 12 juli 2011 met de brief van 21 december 2011 niet op de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze door toezending aan appellante is bekendgemaakt. Het College heeft hieruit geconcludeerd dat appellante per 1 januari 2012 nog in het bezit was van een ontheffing op grond van de Winkeltijdenwet, zodat verweerders ten onrechte bij besluit van 29 december 2011, onderscheidenlijk 2 januari 2012 een preventieve last onder dwangsom hebben opgelegd ter zake van de openstelling van haar winkel op de zondagen 1 en 8 januari 2012. Het College heeft bij genoemde uitspraak het besluit van verweerders van 21 maart 2012 waarbij de bezwaren tegen vermelde besluiten van 29 december 2011 en 2 januari 2012 ongegrond zijn verklaard, daarom vernietigd en de besluiten van 29 december 2011 en 2 januari 2012 herroepen.
2 januari 2012 (tweede dwangsombesluit) in verband met de voorgenomen openstelling van haar supermarkt van appellante op zondag 1 en 8 januari 2012. De schade bestaat uit de misgelopen winst voor elke zondag vanaf 15 januari 2012 tot en met 20 januari 2013 die haar supermarkt onder druk van de last onder dwangsom gesloten is gebleven, welke schade zij heeft begroot op € 242.760,-,
niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe voeren zij aan dat appellante afstand heeft gedaan van haar recht om rechtsmiddelen aan te wenden tegen het bestreden besluit. In de vaststellingsovereenkomst van 4 juli 2011 is immers bepaald dat partijen (waaronder appellante) elkaar over en weer finale kwijting verlenen
“met betrekking tot alle geschillen met betrekking tot de zondag (avond)openstelling.”Nu het herroepen van het eerste en tweede dwangsombesluit verband houdt met de intrekking van de ontheffing van appellante, moet volgens verweerders worden aangenomen dat appellante een eventueel recht op schadevergoeding ter zake van die besluiten heeft prijsgegeven.
21 maart 2012 waarbij haar bezwaren tegen deze beide besluiten ongegrond zijn verklaard.
12 juli 2011 tot intrekking van de aan appellante verleende ontheffing en op het (derde) dwangsombesluit van 10 januari 2012.
7.7 Dit betoog kan het College niet volgen. Het derde dwangsombesluit is op rechtsgeldige wijze genomen door een daartoe wettelijk bevoegd bestuursorgaan en is vervolgens rechtsgeldig aan appellante bekendgemaakt. De omstandigheid dat het intrekkingsbesluit bij uitspraak van heden inzake nummer 14/563 is herroepen, leidt er evenmin toe dat het derde dwangsombesluit van rechtswege nietig is. In het voetspoor van het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AR2773) oordeelt het College dat de rechtskracht van het derde dwangsombesluit niet komt te vervallen omdat het aan dit besluit ten grondslag liggende besluit tot intrekking van de ontheffing is vernietigd. Het derde dwangsombesluit is namelijk niet aan te merken als rechtsgevolg in de zin van artikel 8:72, eerste lid, van de Awb van dat onderliggende intrekkingsbesluit, zodat de herroeping van dat besluit het derde dwangsombesluit niet raakt.
7.10 Uit de vorenstaande overwegingen volgt dat drie van de door appellante aan haar verzoek ten grondslag gelegde besluiten als onrechtmatig hebben te gelden, namelijk het eerste dwangsombesluit, het tweede dwangsombesluit en de beslissing op bezwaar van
21 maart 2012, waarbij deze twee dwangsombesluiten zijn gehandhaafd. Verweerders hebben niet betwist dat zij aansprakelijk zijn voor eventuele door deze besluiten veroorzaakte schade.
15 januari 2012 tot en met 20 januari 2013, gedurende welke zij gesloten is geweest onder druk van de dwangsombesluiten, die waren opgelegd ter handhaving van het besluit tot intrekking van die ontheffing, dat door het College onrechtmatig is bevonden.
21 maart 2012 gehandhaafde, eerste en tweede dwangsombesluit. De gestelde schade is daarom niet toe te rekenen aan een onrechtmatig besluit van verweerders.