ECLI:NL:CBB:2021:448
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Energie-investeringsaftrek voor bed and breakfast op basis van woonhuisstatus
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 april 2021, zaaknummer 20/267, is de afwijzing van de aanvraag voor een verklaring Energie-investeringsaftrek (EIA) door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De appellante, een bed and breakfast (B&B) exploitant, had op 3 juni 2019 een EIA-verklaring aangevraagd voor investeringen in energieprestatieverbetering van haar bedrijfsgebouwen. De minister weigerde deze aanvraag, stellende dat de B&B als woonhuis moet worden aangemerkt en dat woningen niet in aanmerking komen voor de EIA-verklaring volgens de Wet inkomstenbelasting 2001.
De appellante was het niet eens met deze afwijzing en voerde aan dat een eerdere aanvraag voor een ander B&B-gebouw wel was gehonoreerd. Het College oordeelde dat de B&B, gezien de aard en inrichting, als een (recreatie)woning moet worden beschouwd. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat de bestemming van een gebouw kan worden afgeleid uit de aard en inrichting ervan. De appellante kon niet aantonen dat de eerdere goedkeuring van de EIA-aanvraag voor het eerste B&B-gebouw relevant was voor de huidige aanvraag.
Het College concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de investeringen in het B&B-gebouw niet als bedrijfsmiddelen konden worden aangemerkt. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en biedt inzicht in de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de status van B&B's en de voorwaarden voor investeringsaftrekken.