Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft voor het geding als vaststaande aangemerkt:
‘’
Belanghebbende, die is geboren in 1950, oefent onder de naam [B] , het beroep van fysiotherapeut zelfstandig uit. Aanvankelijk oefende hij zijn praktijk uit in een door hem gehuurd pand te [Q] .
Op 28 december 1979 kocht hij een in aanbouw zijnd woonhuis te [Q] , plaatselijk bekend [a-straat 1] (hierna te noemen: het pand) voor een prijs van ƒ 148.322,80, waarvan aan de opstal is toe te rekenen ƒ 127.940,--, ten einde in dat pand tijdelijk zijn praktijk uit te oefenen.
Van gemeentewege had belanghebbende desgevraagd geen vergunning gekregen de betreffende opstal, die de bestemming van particuliere bewoning heeft, blijvend aan die bestemming te onttrekken. Wel heeft belanghebbende bij brief van 28 januari 1980, verzonden op 5 februari 1980 van Burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente toestemming gekregen een gedeelte van het pand voor zijn praktijkuitoefening te gebruiken. De genoemde brief luidt als volgt:
‘’’’Uw brief 26-11-1979.
Onderwerp: gebruik woning als praktijkruimte.
Naar aanleiding van het in uw bovenaangehaald schrijven vervatte verzoek delen wij u het volgende mede.
Het gebruik van een gedeelte van het pand [a-straat 1] als praktijkruimte is in strijd met de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘’ [C] ’’, aangezien de op de gronden met de bestemming ‘’woningen'' te realiseren c.q. gerealiseerde opstallen, overeenkomstig die bestemming, dus als woning moeten worden gebruikt.
Wij zijn echter bereid in het onderhavige geval van dit verbod vrijstelling te verlenen, zij het dat wij deze vrijstelling, gelet op de stand van zaken met betrekking tot de realisering van een gezondsheidscentrum in de gemeente en de daarvoor in het bijzonder te reserveren en als zodanig uit een oogpunt van een eenduidig planologisch beleid te bestemmen gronden, willen beperken tot een tijdvak van maximaal 3 jaar, welke termijn aanvangt op het tijdstip van reële ingebruikneming van de onderhavige woning als praktijkruimte en voorts onder de voorwaarde, dat u bijgevoegde overeenkomst inzake het verplichte staken van het gedeelte van het pand [a-straat 1] als praktijkruimte ondertekent. Bedoelde overeenkomst naar de inhoud waarvan wij u kortheidshalve verwijzen, doen wij u hierbij in drievoud toekomen.
Wij verzoeken u alle exemplaren, alsmede de daarbij gevoegde tekeningen, te voorzien van uw handtekening en zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 15 februari 1980, aan ons te retourneren, waarna wij u een door de voorzitter van ons college ondertekend exemplaar van de overeenkomst en de tekening zullen toezenden.
Wij wijzen u er voor de goede orde nog op dat gemelde vrijstelling niet eerder zal worden verleend dan nadat bijgevoegde exemplaren van de overeenkomst en tekening getekend door ons zullen zijn ontvangen'' ''.
Belanghebbende heeft de in de brief bedoelde overeenkomst aangegaan. De bepalingen van de overeenkomst luiden aldus:
‘’ ‘’A. De gemeente is bereid toe te staan dat de benedenverdieping van de woning, plaatselijk bekend [a-straat 1] , te [Q] , zoals aangegeven op de bij deze overeenkomst behorende en als zodanig door partijen ondertekende situatietekening, tijdelijk door [X] wordt gebruikt als praktijkruimte, welk gebruik afwijkt van de bepalingen van het geldende bestemmingsplan ‘’ [C] ’’, fase 1.
Daartoe zal de gemeente voor een termijn van maximaal 3 jaar vrijstelling, als bedoeld in artikel 18, lid 2, van de van het globale bestemmingsplan ‘’ [C] ’’ deel uitmakende voorschriften, verlenen.
Genoemde termijn van 3 jaren, waarvoor de vrijstelling van kracht is, zal ingaan op de dag waarop [X] de benedenverdieping van deze woning reëel in gebruik heeft kunnen nemen voor bovenomschreven doeleinden.
B. [X] verbindt zich vóór het verstrijken van deze 3-jarige termijn, waarvoor genoemde vrijstelling wordt verleend, de woning wederom in de oorspronkelijke toestand te herstellen en het van het hiervoren vermelde bestemmingsplan afwijkende gebruik volledig te staken, terwijl hij zich voorts verplicht ervoor te zorgen, dat ten gevolge van het uitoefenen van zijn praktijk als fysiotherapeut in de onderhavige woning zo weinig mogelijk storingen en hinder in de omgeving zal worden veroorzaakt.
C. Bij overtreding, bij niet- of slechts gedeeltelijke nakoming, van het onder B, bepaalde, verbeurt [X] enkel door het feit van de overtreding, de niet of slechts gedeeltelijke nakoming, zonder dat enige ingebrekestelling en zonder dat enige rechterlijke tussenkomst zal zijn vereist, een onmiddellijk opeisbare, niet voor vermindering door de rechter vatbare boete welke ƒ 250,-- bedraagt voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding danwel de niet- of slechts gedeeltelijke nakoming voortduurt.
Aldus overeengekomen te [Q] '' ''.
Op het tijdstip van de aankoop van het pand, lag het reeds in de bedoeling van belanghebbende zich te zijner tijd te vestigen in een nieuw te bouwen medisch centrum te [Q] .
Belanghebbende heeft daartoe nadien een perceel bouwgrond aangekocht.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte ten behoeve van de inkomstenbelasting voor het jaar 1979 het onderhavige pand tot zijn beroepsvermogen gerekend.
Voorts heeft belanghebbende ter zake van de door hem in 1979 gedane investeringen om een investeringsbijdrage verzocht van in totaal ƒ 39.267,--, als volgt gespecificeerd: