Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2021 in de zaak tussen
Stille Maatschap [naam 1] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Omvang van het geschil
.Nu het bestreden besluit is vervangen door het besluit van 27 juli 2019 en gesteld noch gebleken is dat appellante nog belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit, zal het beroep daartegen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Feiten
Beroep
Verder voert appellante aan dat zij door de tenuitvoerlegging van de Regeling een individuele en buitensporige last te dragen heeft. Volgens appellante blijkt uit de door haar overgelegde stukken voldoende dat de financiële last door de opgelegde geldsommen het bedrijf onevenredig drukt. Daar komt nog bij dat aan haar ook minder fosfaatrechten zijn toegekend dan zij nodig heeft om aan de investeringsverplichtingen te voldoen. Zij heeft haar bedrijfsvoering moeten aanpassen waardoor zij financieel nog meer in de knel is gekomen. De bank ziet het liefst dat appellante haar bedrijf staakt. Zij moet haar landbouwgrond verkopen om deze in erfpacht terug te krijgen en moet zich concentreren op één locatie. Voor de zoon, tevens maat in de maatschap, is er geen toekomst meer in het bedrijf waardoor hij zich deels uit het bedrijf heeft moeten terugtrekken. Volgens appellante is de maatstaf die het College hanteert bij de beoordeling of sprake is van een individuele en buitensporige last zo streng dat deze in geen verhouding staat tot de jurisprudentie van de Hoge Raad. Appellante wijst daarbij op een arrest van de Hoge Raad over de vermogensrendementsheffing (ECLI:NL:HR:2019:816).
Voorzienbaarheid
Slotsom
Beslissing
.