ECLI:NL:CBB:2021:426

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
20/838
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag om tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep van [naam] B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de weigering van de minister om een tegemoetkoming te verstrekken op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Appellante had een Melding niet-aansluitende SBI-code ingediend, maar de minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de SBI-code die op de peildatum in het handelsregister was geregistreerd, niet in de Beleidsregel was opgenomen. Appellante voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden, aangezien haar omzet voornamelijk afkomstig was uit de evenementenbranche, die door de COVID-19 maatregelen was getroffen. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister zijn beleid consistent heeft toegepast en dat de registratie in het handelsregister leidend is. Het College heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/838

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2021 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: M. Mooij),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: E.L. Schoonman-Duineveld).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder naar aanleiding van een door appellante ingediende Melding niet-aansluitende SBI-code geweigerd appellante een tegemoetkoming te verstrekken op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel).
Bij besluit van 13 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling ter zitting, waarna het College het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. Appellante heeft een Melding niet-aansluitende SBI-code ingediend.
2. Over de onderneming was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 49.41 (Goederenvervoer over de weg) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘transportbedrijf’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de omschrijving van de werkzaamheden zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond bepalend is. Uit de bedrijfsomschrijving blijkt volgens verweerder niet dat appellante facilitaire diensten verricht of congressen of beurzen organiseert, zodat niet tegemoet wordt gekomen aan het verzoek om uit te gaan van de SBI-code 81.10 of 82.30. Verweerder is uitgegaan van de SBI-code 49.41. Deze code is terecht niet in de Beleidsregel opgenomen. Verweerder heeft overwogen dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden, waardoor hij zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellante
4. Appellante voert aan dat wel sprake is van bijzondere omstandigheden die er toe leiden dat moet worden afgeweken van de Beleidsregel. Uit de gerealiseerde omzet over de jaren 2014-2019 blijkt dat deze in grote mate wordt behaald met opdrachten uit de evenementenbranche, namelijk met het organiseren van vervoer van goederen in opdracht van bouwers en inrichters van beurzen, congressen en evenementen. Al deze werkzaamheden zijn door Covid-19 komen te vervallen. Appellante verricht vrijwel uitsluitend diensten voor direct gedupeerde ondernemingen, en is om die reden indirect getroffen door de Covid-19 maatregelen. Door vast te houden aan de SBI-codes op 15 maart 2020 handelt verweerder in strijd met het doel van de Beleidsregel.
Beoordeling door het College
5. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer opgenomen dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
6. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Niet de feitelijke activiteiten, maar hetgeen op de peildatum is geregistreerd in het handelsregister is leidend. De ondernemer is verantwoordelijk voor een juiste inschrijving in het handelsregister. In het geval van appellante heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen omdat de SBI-code waaronder appellante op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet is vermeld in Bijlage 1.
7. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
8. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen