In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van het fosfaatrecht. De appellant, die sinds april 2014 een melkveehouderij exploiteert, had zijn fosfaatrecht vastgesteld op 8.532 kg, maar dit werd later verhoogd naar 8.794 kg na aanpassing van de melkproductie. De appellant voerde aan dat hij recht had op een verhoging van zijn fosfaatrecht op basis van de knelgevallenregeling vanwege een Mycoplasma Bovis-infectie en de onteigening van zijn bedrijf. Het College oordeelde echter dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de knelgevallenregeling, omdat zijn fosfaatrecht op de peildatum van 2 juli 2015 niet minimaal 5% lager was door de bijzondere omstandigheden. Het College verwierp ook de argumenten van de appellant over de Nitraatrichtlijn en ongeoorloofde staatssteun, en concludeerde dat het beroep ongegrond was. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden die gelden voor de knelgevallenregeling en de noodzaak voor appellanten om aan alle vereisten te voldoen om in aanmerking te komen voor een verhoging van hun fosfaatrecht.