Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 maart 2021 in de zaken tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid)
Procesverloop
Overwegingen
- de verplichting kalveren een goede verzorging te geven, waarvoor de korting 9% is, omdat de overtreding op 25 maart 2016 een herhaling is van de overtreding op 7 maart 2016;
- de verplichting een ziek of gewond dier zo nodig af te zonderen in een passende huisvesting met droog strooisel, waarvoor de korting 15% is, omdat de overtreding op 25 maart 2016 een herhaling is van de overtreding op 17 maart 2015 en 14 april 2015; nu het maximum van 15% korting uit herhaling is bereikt, wordt als deze voorwaarde nogmaals wordt overtreden, aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld;
- de verplichting dieren die niet in een gebouw worden gehouden te beschermen tegen weeromstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s, waarvoor de korting 30% is, omdat de overtreding op 6 april 2016 een herhaling is van de overtreding op 23 januari 2014, 14 april 2015, 4 juni 2015 en 25 maart 2016, het maximum van 15% uit herhaling is bereikt en wordt aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld;
- de verplichting een dier voldoende, gezond en geschikt voer te geven, waarvoor de korting 30% is, omdat de overtreding op 25 maart 2016 een herhaling is van de overtreding op 26 maart 2014, 17 maart 2015, 14 april 2015 en 7 maart 2016, het maximum van 15% uit herhaling is bereikt en wordt aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld;
- de verplichting dat de ligruimte van een stal comfortabel en niet schadelijk is, zindelijk is, beschikt over een behoorlijke afvoer en niet schadelijk is voor kalveren, waarvoor de korting 20% is, omdat de overtreding op 7 maart 2016 een herhaling betreft van de overtreding op 17 maart 2015, 14 april 2015 en 4 juni 2015, het maximum van 15% uit herhaling is bereikt en wordt aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld;
- de verplichting kalveren te voorzien van voldoende vers water van passende kwaliteit, waarvoor de korting 3% is;
- de verplichting dat er in de huisvesting van dieren geen scherpe randen of uitsteeksels zijn waaraan dieren zich kunnen verwonden, waarvoor de korting 20% is, omdat de overtreding op 7 maart 2016 een herhaling is van de overtreding op 23 januari 2014, 26 maart 2014, 17 maart 2015, 14 april 2015 en 4 juni 2015, het maximum van 15% uit herhaling is bereikt en wordt aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld;
- de verplichting dat dieren toegang hebben tot een voldoende hoeveelheid schoon water of toegang hebben tot een andere manier om aan de behoefte van water te voldoen, waarvoor de korting 9% is, omdat de overtreding op 7 maart 2016 een herhaling is van de overtreding op 17 maart 2015 en
- de verplichting dat een ziek of gewond dier op een passende manier wordt verzorgd of een dierenarts wordt geraadpleegd, waarvoor de korting 15% is, omdat de overtreding op 25 maart 2016 een herhaling is van de overtreding op 7 maart 2016, 17 maart 2015 en 14 april 2015; nu het maximum van 15% korting uit herhaling is bereikt, wordt als deze voorwaarde nogmaals wordt overtreden, aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld.
- de verplichting een ziek of gewond dier zo nodig af te zonderen in een passende huisvesting met droog strooisel, waarvoor de korting 30% is, omdat de overtreding op 27 maart 2017 een herhaling is van de overtreding op 17 maart 2015, 14 april 2015, 25 maart 2016 en 23 januari 2017; er is sprake van opzet omdat deze overtreding meerdere malen heeft plaatsgevonden;
- de verplichting dat de behuizing waarin dieren verblijven en inrichtingen voor de beschutting voor een dier zodanig zijn ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij het dier geen letsel of pijn wordt veroorzaakt, waarvoor de korting 40% is, omdat de overtreding op 27 maart 2017 een herhaling is van de overtreding op 14 maart 2012, 23 januari 2014, 26 maart 2014, 17 maart 2015, 14 april 2015, 4 juni 2015, 7 maart 2016 en 23 januari 2017; er is sprake van opzet omdat deze overtreding meerdere malen heeft plaatsgevonden;
- de verplichting dat dieren toegang hebben tot een voldoende hoeveelheid schoon water of toegang hebben tot een andere manier om aan de behoefte van water te voldoen, waarvoor de korting 15% is, omdat de overtreding op 27 maart 2017 een herhaling is van de overtreding op 17 maart 2015, 7 maart 2016 en 23 januari 2017; nu het maximum van 15% korting uit herhaling is bereikt, wordt als deze voorwaarde nogmaals wordt overtreden, aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld;
- de verplichting dat een ziek of gewond dier op een passende manier wordt verzorgd of een dierenarts wordt geraadpleegd, waarvoor de korting 20% is, omdat de overtreding op 23 januari 2017 een herhaling is van de overtreding op 17 maart 2015, 14 april 2015, 7 maart 2016 en 25 maart 2016, het maximum van 15% uit herhaling is bereikt en wordt aangenomen dat appellante met opzet heeft gehandeld;
- de verplichting dat een dier voldoende, gezond en geschikt voer krijgt, waarvoor de korting 40% is, omdat de overtreding op 23 januari 2017 een herhaling is van 26 maart 2014, 17 maart 2015, 14 april 2015, 7 maart 2016 en 25 maart 2016; er is sprake van opzet omdat deze overtreding meerdere malen heeft plaatsgevonden;
- de verplichting kalveren te voorzien van voldoende vers water van passende kwaliteit, waarvoor de korting 9% is, omdat de overtreding op 27 maart 2017 een herhaling is van de overtreding op 7 maart 2016 en
- de verplichting dieren die niet in een gebouw worden gehouden te beschermen tegen weeromstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s, waarvoor de korting 40% is, omdat de overtreding op 27 maart 2017 een herhaling is van de overtreding op 26 maart 2014, 14 april 2015, 4 juni 2015, 25 maart 2016 en 6 april 2016; er is sprake van opzet omdat deze overtreding meerdere malen heeft plaatsgevonden.
8 januari 2015 over het subsidiejaar 2014 een korting van 15% is opgelegd. Deze korting is verhoogd tot 20% vanwege de opzettelijke niet-naleving in het jaar 2015. Verweerder heeft de hoogte van de randvoorwaardenkorting voor het jaar 2016 met toepassing van artikel 3, vijfde lid, van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Beleidsregel) vanwege de volgende herhaling (op 7 maart 2016) verhoogd tot 30%.
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een vergoeding voor immateriële schade van € 3.500,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.068,-.