ECLI:NL:CBB:2021:200
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de knelgevallenregeling in de Meststoffenwet: beoordeling van individuele en buitensporige lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 februari 2021, zaaknummer 19/1745, staat de knelgevallenregeling in de Meststoffenwet centraal. Appellanten, een maatschap van melkveehouders, hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om toepassing van deze regeling door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had in eerdere besluiten vastgesteld dat de appellanten niet voldeden aan de 5%-drempel van de knelgevallenregeling, die vereist is om in aanmerking te komen voor een uitzondering op het fosfaatrechtenstelsel. De appellanten voerden aan dat het fosfaatrechtenstelsel hen een individuele en buitensporige last oplegt, vooral door de gevolgen van een uitbraak van bovine virus diarree (BVD) en de investeringen die zij hadden gedaan in de uitbreiding van hun bedrijf.
Het College oordeelt dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij op de peildatum, 2 juli 2015, beschikten over de benodigde vergunningen voor hun uitbreidingsplannen. Bovendien wordt gesteld dat de investeringen in de jongveestal en de melkrobot zijn gedaan in een periode waarin de risico's van het fosfaatrechtenstelsel al bekend waren. Het College concludeert dat de belangen van de appellanten niet zwaarder wegen dan de algemene belangen van milieu en volksgezondheid, en dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het recht op eigendom zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De uitspraak van de minister wordt dan ook bevestigd en het beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard.